Dr. Sabine Schmid analyseerde samen met haar collega’s van het Princess Margaret Cancer Centre in Toronto (Canada) de gegevens van 508 patiënten met castratieresistente prostaatkanker (CRPC). Hierbij werd gekeken naar het verschil in antitumoractiviteit van platinumgebaseerde behandelingen bij mannen met en zonder alteraties in DNA-reparatiegenen. Aberraties in dergelijke genen komen voor bij circa 20-30% van CRPC-patiënten. Daarnaast is bekend dat sommige van deze aberraties geassocieerd zijn met gevoeligheid voor poly-ADP-ribose-polymerase(PARP)remming of platinumgebaseerde behandelingen.
Het onderzoek includeerde 508 mannen met een mediane leeftijd van 61 jaar. Bij 80 patiënten (14,7%) kwam een abberatie in een DNA-reparatiegen voor. Dit werd gedefinieerd als een schadelijke variatie aan een gen dat betrokken is bij het herstellen van DNA-schade; bijvoorbeeld eiwitafbrekende variaties (‘protein truncating variations’), variaties in splitsingsplaatsen, schadelijke missense variaties of homozygote deleties. De meest voorkomende aberraties waren veranderingen aan het BRCA2- (55%), ATM- (15%) of BRCA1-gen (3,8%). Bij 98 (19,3%) van de geanalyseerde patiënten was er geen aberratie zichtbaar en bij 330 (65%) van de patiënten was het niet bekend of er een dergelijke aberratie aanwezig was.
Het grootste deel van deze patiënten ontving een platinumgebaseerde combinatietherapie (408/508); voornamelijk docetaxel, paclitaxel of etoposide (82,8%). De antitumoractiviteit van deze behandelingen werd gemeten aan de hand van een afname in het prostaatspecifiek antigeenniveau (PSA) en de wekedelenrespons.
Bij 33 van de 80 patiënten (47,1%) met een DNA-aberratie werd een verlaging van het PSA-niveau gezien van minstens 50%. Ditzelfde was het geval bij 26/98 (36,1%) van de CRPC-patiënten zonder een DNA-aberratie. Bij de 44 patiënten met een BRCA2-genabberatie werd bij 23 (63,9%) PSA-niveau verlaging van minstens 50% gezien. Bij patiënten waarbij het onbekend was of ze genalteraties hadden, werd deze verlaging bij 28,5% gemeten.
Bij 28 van de 58 evalueerbare patiënten (48,3%) met een DNA-aberratie werd een wekedelenrespons gezien, vergeleken met een respons bij 21/67 (31,3%) patiënten zonder aberraties (p=0,07). Bij de 34 evalueerbare patiënten met een BRCA2-genabberatie werd in 17 van de 34 gevallen (50%) een wekedelenrespons gezien. Bij patiënten waarbij het onbekend was of ze genalteraties hadden, werd deze respons gezien bij 20,5%.
CONCLUSIE
De onderzoekers concluderen dat in deze studie een platinumgebaseerde behandeling was geassocieerd met een relevante antitumoractiviteit bij een biomarkerpositieve populatie van geavanceerde prostaatkankerpatiënten. Voornamelijk bij patiënten met een BRAC2-aberratie werd een hogere wekedelenrespons gezien en een grotere verlaging van het PSA-niveau vergeleken met de andere patiënten. Platinumgebaseerde (combinatie)therapie is hiermee mogelijk een goede optie voor de onderzochte patiëntengroep.
Referentie