Risicofactoren voor recidief borstkanker ondanks pathologische complete respons na neoadjuvante chemotherapie

juli 2023 Oncotrials Niels Elbert

Dit artikel is onderdeel van de Editor’s Pick van dr. Bert van der Vegt, bestaande uit een selectie van klinisch relevante literatuur op het gebied van borstkanker. In deze selectie ligt de nadruk op nieuw onderzoek naar hoe patiënten met mammacarcinoom beter geselecteerd kunnen worden voor de juiste therapie – nu en in de toekomst.
Bekijk hier de gehele selectie.

Al decennialang maakt neoadjuvante chemotherapie deel uit van de multimodale aanpak van inflammatoire, lokaal gevorderde of inoperable borstkanker. Doel ervan is het reduceren van het tumorvolume en het daardoor vergroten van de operabiliteit. Eerder toonden diverse klinische studies en meta-analyses aan dat een pathologische complete respons na neoadjuvante chemotherapie gerelateerd is aan een betere eventvrije en algehele overleving. Omdat 15-20% van de patiënten bij wie een pathologische complete respons wordt bereikt met neoadjuvante chemotherapie een recidief ontwikkelt, is het van belang om te achterhalen welke patiënten een verhoogd recidiefrisico hebben.

In de periode 2002-2013 zijn 5 gerandomiseerde fase III-studies naar neoadjuvante chemotherapie bij patiënten met borstkanker uitgevoerd door de German Breast Group (GBG), in samenwerking met de Breast Study Group van de Arbeitsgemeinschaft Gynäkologische Onkologie (AGO-B). Dit betreft de GeparTrio-, GeparQuattro-, GeparQuinto-, GeparSixto- en GeparSepto-studie.

Studieopzet

De onderzoekers verrichtten retrospectief een gepoolde analyse van gegevens van individuele patiënten met borstkanker uit de 5 genoemde GBG/AGO-B-trials. Het doel was om risicofactoren voor een recidief te identificeren bij patiënten bij wie een pathologische complete respons is bereikt met neoadjuvante chemotherapie. Een pathologische complete respons werd gedefinieerd als de afwezigheid van invasief carcinoom in het resectiepreparaat van de borst en lymfeklieren; de aanwezigheid van carcinoma in situ was toegestaan. De klinische studies hadden vergelijkbare inclusiecriteria. Aan de GeparSixto-studie namen alleen patiënten met tripelnegatieve en HER2-positieve borstkanker. In de GeparQuattro-, GeparQuinto-, GeparSixto- en GeparSepto-studie maakte anti-HER2-therapie deel uit van de neoadjuvante behandeling. Omdat patiënten met HER2-positieve borstkanker die deelnamen aan de GeparTrio-studie geen anti-HER2-therapie kregen in het kader van hun adjuvante behandeling, werden de gegevens van deze patiënten niet meegenomen in de analyse. De primaire uitkomstmaat was ziektevrije overleving (‘disease-free survival’, DFS).

Resultaten

In totaal namen 7.933 patiënten met borstkanker deel aan de GeparTrio-, GeparQuattro-, GeparQuinto-, GeparSixto- en GeparSepto-studie, van wie 2.066 (26%) patiënten een pathologische complete respons bereikten met neoadjuvante chemotherapie (mediane leeftijd: 48 jaar; 55% in stadium cN0; 19% in stadium cT3-4). Respectievelijk 805 (40%) en 780 (39%) patiënten hadden tripelnegatieve of HER2-positieve borstkanker. Na een mediane follow-upduur van 57,6 maanden in de gehele studiepopulatie was een positieve lymfeklierstatus gerelateerd aan een slechtere DFS (HR [95%-BI]: 1,94 [1,48-2,54]), vergeleken met een negatieve lymfeklierstatus. In een subgroep van patiënten met tripelnegatieve borstkanker waren een lobulair tumortype (HR [95%-BI]: 3,55 [1,53-8,23]) en een positieve lymfeklierstatus (HR [95%-BI]: 2,45 [1,59-3,79]) voorspellend voor een recidief, vergeleken met respectievelijk een ander tumortype of een negatieve lymfeklierstatus. In een subgroep van patiënten met HER2-positieve borstkanker was een tumor in stadium cT3-4 in vergelijking met een tumor in stadium cT1 een risicofactor voor een recidief (HR [95%-BI]: 2,07 [1,06-4,03]).

Conclusie

Uit deze retrospectieve, gepoolde analyse van individuele-patiëntgegevens uit 5 gerandomiseerde fase III-studies naar neoadjuvante chemotherapie bij borstkanker (GeparTrio, GeparQuattro, GeparQuinto, GeparSixto en GeparSepto) blijkt dat een positieve lymfeklierstatus, een lobulair tumortype en een grotere tumor gerelateerd zijn aan een verhoogd risico op een recidief bij patiënten bij wie een pathologische respons is bereikt met neoadjuvante chemotherapie, afhankelijk van het subtype van borstkanker.

Referentie

Huober J, van Mackelenbergh M, Schneeweiss A, et al. Identifying breast cancer patients at risk of relapse despite pathological complete response after neoadjuvant therapy. NPJ Breast Cancer 2023;9:23.