Borstsparende chirurgie wordt vaak opgevolgd door adjuvante radiotherapie om het risico op een lokaal recidief te verlagen. Radiotherapie is echter duur, kan vervelend zijn voor de patiënt en is gerelateerd aan bijwerkingen op zowel de korte als lange termijn. Hoewel het moeilijk is gebleken om vrouwen te identificeren met een laag risico op een lokaal recidief op basis van klinische of pathologische factoren, zou het bepalen van het moleculair-gedefinieerde borstkankersubtype wellicht meer prognostisch inzicht kunnen bieden.
Het risico op een lokaal recidief na borstsparende chirurgie is in de afgelopen jaren afgenomen, waarschijnlijk door de verbetering van kankerscreenings, het gebruik van verfijndere chirurgische technieken en de opkomst van effectieve adjuvante systemische behandelingen.1 Radiotherapie neemt veel tijd in beslag en is daardoor belastend voor de patiënt. Daarnaast kunnen bijwerkingen zoals vermoeidheid, huidirritatie en borstpijn optreden.2 Patiënten met een laag risico op een lokaal recidief zouden dus baat kunnen hebben bij het achterwegen laten van radiotherapie.
In een recentelijk gepubliceerde prospectieve cohortstudie werden vrouwen van 55 jaar en ouder geïncludeerd als ze borstsparende chirurgie hadden ondergaan voor een T1N0-tumor (grootte <2 cm en nodus-negatief) van graad 1 of 2 van het luminale A-subtype met de volgende kenmerken:
De deelnemers waren na hun operatie behandeld met adjuvante endocriene therapie. Bij deelname aan de studie ondergingen de patiënten geen adjuvante radiotherapie. De primaire uitkomstmaat was het plaatsvinden van een lokaal recidief in de ipsilaterale borst.
In totaal werden 500 patiënten geïncludeerd in de studie. In de 5 jaar na de start van de studie werd bij 2,3% van de deelnemers een lokaal recidief gezien (90%-BI: 1,3-3,8; 95%-BI: 1,2-4,1), wat op basis van de vooraf door de onderzoekers gespecificeerde grenswaarde acceptabel was. Bij 1,9% van de patiënten werd borstkanker gevonden in de contralaterale borst (90%-BI: 1,1-3,2) terwijl bij 2,7% een recidief van enig type (lokaal, regionaal of op afstand) werd geobserveerd (90%-BI: 1,6-4,1).
Uit deze prospectieve cohortstudie is gebleken dat het achterwege laten van radiotherapie na borstsparende chirurgie en endocriene therapie bij vrouwen van 55 jaar en ouder met T1N0-borstkanker van graad 1 of 2 en een luminaal A-subtype tot een lage incidentie van lokaal recidief leidt na 5 jaar.
Referenties