Preoperatieve chemoradiatie als aanvulling op perioperatieve chemotherapie leidt niet tot een betere overleving van patiënten met resectabele maagkanker. Dit concluderen Trevor Leong (Peter MacCallum Cancer Centre, Melbourne, Australië) en collega-onderzoekers op basis van de definitieve resultaten van de TOPGEAR-studie.
In deze internationale fase III-studie werden patiënten met een resectabel adenocarcinoom van de maag of gastro-oesofageale overgang gerandomiseerd tussen preoperatieve chemoradiatie (45 Gy in 25 fracties plus 5-fluoro-uracil i.v.) en perioperatieve chemotherapie (interventiegroep) of alleen perioperatieve chemotherapie (controlegroep). Zowel vóór als na de operatie bestond de chemotherapie uit ofwel epirubicine, cisplatine en 5-fluoro-uracil, ofwel 5-fluoro-uracil, folinezuur, oxaliplatine en docetaxel. De primaire uitkomstmaat was de algehele overleving (‘overall survival’, OS). Secundaire uitkomstmaten waren onder meer de progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS), het percentage patiënten met een pathologisch complete respons en de veiligheid.
In totaal werden 574 patiënten uit 70 centra in Australië, Azië, Canada en Europa willekeurig verdeeld tussen de interventiegroep (n=286) en de controlegroep (n=288). Na een mediane follow-upduur van 67 maanden werd er geen statistisch significant verschil gevonden in OS (mediaan: 46 vs. 49 maanden; HR [95%-BI]: 1,05 [0,83-1,31]) en PFS (mediaan: 31 vs. 32 maanden; HR [95%-BI]: 0,98 [0,79-1,22]) tussen beide groepen. Het percentage patiënten bij wie een pathologisch complete respons werd bereikt, was hoger in de interventiegroep (17 vs. 8%).
Ongewenste voorvallen van graad 3 of hoger traden op bij 66% van de patiënten in de interventiegroep, tegenover 61% van de patiënten in de controlegroep. Deze voorvallen betroffen vooral gastro-intestinale en hematologische toxische effecten. Het aantal chirurgische complicaties was vergelijkbaar in de groepen, evenals de 30- en 90-dagenmortaliteit.
Referentie