De overleving van patiënten met uitgezaaide kanker is in de afgelopen drie decennia bij de meeste tumorsoorten beperkt toegenomen. Dat blijkt uit een studie van Marianne Luyendijk (IKNL) en collega’s. In de onderzoeksperiode werden meer dan tachtig nieuwe geneesmiddelen geïntroduceerd en is gekeken naar de overleving bij solide tumoren.
De resultaten zijn gebaseerd op cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en gepubliceerd in het Journal of the National Cancer Institute (JNCI). In de studie evalueerden de onderzoekers de 1- en 5-jaarsoverleving van patiënten waarbij de kanker bij diagnose uitgezaaid was, en ze maakten daarbij een onderverdeling in twee perioden, namelijk 1989-1993 en 2014-2018.
Uit de studie blijkt dat bij patiënten met een gastro-intestinale stromatumor (GIST) of een neuro-endocriene tumor (NET) – twee zeldzame vormen van kanker in het maagdarmkanaal- de overleving het sterkst is toegenomen. Deze grote toename hangt samen met de introductie van geneesmiddelen die bij deze vormen van kanker zeer effectief zijn, zoals het middel imatinib (geïntroduceerd in 2002) voor GIST.
De 5-jaarsoverleving van uitgezaaide niet-kleincellige longkanker was 30 jaar geleden 1 procent. In de meest recente onderzoeksperiode van deze studie slechts 7 procent. De overleving van andere veel voorkomende kankersoorten, zoals prostaat-, darm-, en borstkanker nam ook iets toe.
Hoewel er sinds de jaren ’90 meer dan tachtig nieuwe geneesmiddelen zijn geïntroduceerd, en de behandelmogelijkheden voor patiënten met uitgezaaide kanker zijn uitgebreid, blijft het boeken van overlevingswinst een uitdaging. Voor patiënten met de diagnose gesteld tot en met 2018 blijft de overlevingswinst ogenschijnlijk beperkt. Voor bepaalde subgroepen is er gelukkig wel veel vooruitgang geboekt. Daarnaast kunnen behandelingen niet alleen draaien om verlengen van leven, maar ook op het verminderen van klachten.’
Bij één op de vijf patiënten met kanker is de kanker bij de diagnose al uitgezaaid. De helft van de patiënten bij wie de kanker bij diagnose al is uitgezaaid leeft zes maanden of korter na de diagnose. Dat is maar één maand langer vergeleken met 10 jaar geleden, zo blijkt uit het rapport ‘Uitgezaaide kanker in beeld’, dat IKNL in 2020 publiceerde. In het rapport staat een uitgebreid overzicht van lokalisaties per tumorsoort en aanbevelingen voor zorg in de oncologie en in de palliatieve fase.
De onderzoekers hebben in de studie gekeken naar algemene trends en ontwikkelingen, en niet naar een directe relatie tussen geneesmiddelen en uitkomsten. Het weten hoe effectief een middel is, vraagt om meer gegevens dan in deze studie zijn belicht.
Het blijkt ook dat real-life data uit de dagelijkse praktijk niet hetzelfde zijn als de resultaten uit klinische studies, die vaak onder geoptimaliseerde omstandigheden plaatsvinden met een groep vrijwilligers die niet representatief zijn voor de echte kankerpatiënten, die vaak met allerlei comorbiditeiten te maken hebben. Het is nodig om op individueel niveau in kaart te brengen welke patiënt een bepaald geneesmiddel heeft gehad, wanneer een middel is toegediend en in welke hoeveelheid. Het is dan minstens zo belangrijk ook te kijken welke bijwerkingen er optraden, in hoeverre dat de toepassing van het geneesmiddel belemmerde en de kwaliteit van leven beïnvloedde. Welke keuze maakten arts en patiënt daarbij? Welk effect hebben nieuwe middelen die na 2018 zijn geïntroduceerd? Het nauwkeurig monitoren van patiënten die anno nu worden behandeld in de dagelijkse praktijk is noodzakelijk om te kijken welke effecten middelen hebben buiten trialverband om.
Referentie