Bij lokaal gevorderde rectumkanker loopt de patiënt een hoog risico op een lokaal recidief na de chirurgische verwijdering van de tumor. Om de behandeluitkomsten van deze patiënten te verbeteren, wordt vaak neoadjuvante chemoradiotherapie uitgevoerd. De combinatietherapie FOLFOX bestaat uit folinezuur (leucovorine), fluorouracil en oxaliplatine, en wordt gebruikt voor de behandeling van diverse soorten kanker. Onlangs verschenen in The New England Journal of Medicine de resultaten van een studie naar de effecten van neoadjuvante FOLFOX-behandeling in plaats van chemoradiotherapie bij patiënten met lokaal gevorderde rectumkanker.
In de multicentrische, ongeblindeerde, gerandomiseerde non-inferioriteitsstudie werd neoadjuvante FOLFOX-behandeling vergeleken met neoadjuvante chemoradiotherapie. Patiënten in de FOLFOX-groep ontvingen aanvullende chemoradiotherapie wanneer de primaire tumor met minder dan 20% slonk, of als de FOLFOX-behandeling stopgezet moest worden door bijwerkingen. Volwassen patiënten met rectumkanker kwamen in aanmerking voor inclusie wanneer ze klinisch beoordeeld waren als zijnde T2 nodus-positief, T3 nodus-negatief of T3 nodus-negatief maar wel in aanmerking komend voor sfinctersparende chirurgie. De primaire uitkomstmaat was de ziektevrije overleving, waarbij de hazardratio voor recidief of sterfte niet hoger mocht zijn dan 1,29 om non-inferioriteit te claimen (met een tweezijdig betrouwbaarheidsinterval van 90,2%). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de algehele overleving (‘overall survival’, OS) en het ontwikkelen van een lokaal recidief.
Tussen juni 2012 en december 2018 werden in totaal 1.194 patiënten gerandomiseerd tussen FOLFOX en chemoradiotherapie, waarvan er uiteindelijk 1.128 behandeld werden (FOLFOX: n=585; chemoradiotherapie: n=543). Na een mediane follow-upperiode van 58 maanden bleek FOLFOX niet-inferieur aan chemoradiotherapie wat betreft de ziektevrije overleving, waarmee de primaire uitkomstmaat was behaald (HR [90,2%-BI]: 0,92 [0,74-1,14]; p=0,005). De 5-jaars ziektevrije overleving was 80,8% in de FOLFOX-groep (95%-BI: 77,9-83,7) in vergelijking met 78,6% in de chemoradiotherapiegroep (95%-BI: 75,4-81,8). De OS en het risico op het plaatsvinden van een lokaal recidief waren vergelijkbaar in beide studiegroepen (HR [95%-BI]: OS: 1,04 [0,74-1,44]; lokaal recidief: 1,18 [0,44-3,16]). Bij 53 patiënten (9,1%) in de FOLFOX-groep bleek preoperatieve chemoradiotherapie noodzakelijk, en 8 patiënten (1,4%) ondergingen postoperatieve chemoradiotherapie.
Uit deze multicentrische, ongeblindeerde, gerandomiseerde non-inferioriteitsstudie is gebleken dat neoadjuvante FOLFOX-behandeling niet-inferieur is aan neoadjuvante chemoradiotherapie wat betreft ziektevrije overleving bij patiënten met lokaal gevorderde rectumkanker die in aanmerking komen voor een sfinctersparende operatie.
Referentie