Het was al eerder geconstateerd dat mensen met astma een lagere kans hebben op het ontwikkelen van een hersentumor dan mensen zonder astma. Onderzoekers van de Washington University School of Medicine in St. Louis (V.S.) hebben nu aan het licht gebracht waarom dat zo is. Het blijkt in studies met muizen dat T-cellen, een onderdeel van het afweersysteem, een cruciale rol spelen. De bevindingen zijn recent gepubliceerd in vaktijdschrift Nature Communications.
Astma blijkt in muizen T-cellen zodanig te activeren dat er inflammaties in de longen ontstaan, maar tegelijkertijd wordt de groei van tumoren in de hersenen verhinderd. Dit mechanisme kan de deur openen naar nieuwe behandelingen voor hersentumoren. Hoofdauteur prof. David H. Guttman: “Natuurlijk is het niet de bedoeling dat we astma willen veroorzaken bij mensen om hersentumoren te bestrijden; astma kan net als kanker dodelijk zijn. Maar stel dat we T-cellen kunnen herprogrammeren om tumorgroei in de hersenen te blokkeren zonder astma te veroorzaken?”
De gedachte dat mensen met inflammatieziekten als astma of eczeem een lager risico op hersentumoren hebben werd 15 jaar geleden geopperd aan de hand van epidemiologische observaties, maar er was tot dusver geen verklaring voor gevonden. Het gaat immers om twee totaal verschillende ziekten, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben.
Prof. Gottman had zelf ook al een inverse associatie opgemerkt tussen astma en hersentumoren. Zijn vakgebied is de aandoening neurofibromatose, waarbij tumoren ontstaan op zenuwbanen in de hersenen en over het hele lichaam. Kinderen met deze aandoening kunnen tumoren op de oogzenuw krijgen, en het viel Gottman jaren geleden al op dat dit minder voorkwam bij kinderen met astma. Door verder onderzoek naar glioom van de oogzenuw ontdekte Gottman dat het afweersysteem een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van dit type hersentumor, en dat bracht hem op de gedachte dat afweercellen de link tussen astma en hersentumoren konden zijn.
Medeonderzoeker Jit Chatterjee onderzocht de mogelijke inverse associatie. Groepen muizen werden behandeld met astma-veroorzakende stoffen, terwijl een controlegroep alleen met een zoutoplossing werd behandeld. Na 3 en 6 maanden onderzocht Chatterjee de muizen op de aanwezigheid van glioom van de oogzenuw, en het bleek dat geen van de astmatische muizen deze hersentumoren had. De onderzoekers ontdekten dat astma het gedrag van de T-cellen veranderde. Nadat muizen astma hadden ontwikkeld begonnen hun T-cellen een eiwit af te scheiden, decorine.
Decorine is een stof die welbekend is bij astmaonderzoekers. Het werkt in op weefsels in de luchtwegen en verergert astma-symptomen. Maar in de hersenen, zo ontdekten de onderzoekers, is decorine juist gunstig. Daar werkt het eiwit in op microgliacellen; immuuncellen die het centrale zenuwstelsel beschermen tegen infecties en beschadigingen. Geactiveerde microglia kunnen echter ook de groei en ontwikkeling van hersentumoren bevorderen. Maar doordat decorine invloed uitoefent op deze microgliacellen, is de kans dat astmapatiënten hersentumoren ontwikkelen, verkleind. De onderzoeksresultaten lijken erop te wijzen dat het verhinderen van de activatie van microglia door T-cellen te herprogrammeren een mogelijk nieuwe behandeling kan inluiden.
Guttman: “We zien nu dat er een natuurlijk verband is tussen T-cellen en de hersencellen die de groei van glioom van de oogzenuw bevorderen. Nu is het zaak om uit te zoeken of dit mechanisme ook aanwezig is bij andere typen hersentumor. We willen ook eczeem en andere infecties in de eerste levensfase onderzoeken, omdat ook in die gevallen T-cellen een rol spelen.”
Referentie