De bestaande klinische beslisregels (‘clinical decision rules’, CDR’s) voor de behandeling van febriele neutropenie (FN) bij kinderen met kanker hebben tot nu toe niet optimaal gepresteerd. Een nieuwe studie heeft daarom een nieuwe CDR (DISCERN-FN) samengesteld en gevalideerd voor het voorspellen van het risico op ernstige infecties bij kinderen met FN. De resultaten van deze studie zijn onlangs gepubliceerd in het tijdschrift The Lancet Child and Adolescent health.1
Het onderzoek omvatte twee prospectieve studies. De eerste was een Franse derivatiestudie die kinderen (jonger dan 18 jaar) gediagnosticeerd met kanker en opgenomen wegens een FN-episode, includeerde. Patiënten die al werden behandeld met antibiotica voor FN, die palliatieve zorg kregen, die FN hadden die niet door chemotherapie werd geïnduceerd en patiënten die in het jaar voorafgaande aan de studie een stamceltransplantatie hadden ondergaan, werden geëxcludeerd. De medische geschiedenis en klinische data werden verzameld om de associatie met het optreden van een ernstige infectie te analyseren.
Van 1 januari 2012 tot 31 mei 2016 werd een tweede prospectieve externe validatiestudie uitgevoerd in 23 centra. De primaire uitkomst van het onderzoek was het optreden van een ernstige infectie, gedefinieerd door bacteriëmie, een lokale infectie (met een hoog potentieel van uitbreiding) of invasieve schimmelinfectie. Alle episodes werden geanalyseerd om de sensitiviteit, specificiteit en negatieve waarschijnlijkheidsratio van de CDR te evalueren.
In totaal werden 539 FN-episodes opgenomen in de derivatieset; 270 episodes van leukemiepatiënten (mediane leeftijd: 7,5 jaar; interkwartielbereik [IQR]: 3,7-11,2; 158 jongens en 112 meisjes) en 269 episodes van patiënten met solide tumoren (mediane leeftijd: 6,6 jaar; IQR: 2,9-14,2; 140 jongens en 129 meisjes). De variabelen die in de beslisboom werden geïntroduceerd, waren onder meer leeftijd, chemotherapie met hoog risico, kankertype, koorts, C-reactief proteïneconcentratie, leukocyten- en trombocytenaantallen en procalcitoninelevels. De set vertoonde een hoge CDR-sensitiviteit (98%), specificiteit van 56% en een negatieve waarschijnlijkheidsratio van 0,04 (0,01-0,15).
De validatieset omvatte 1.806 FN-episodes met patiënten van gemiddelde 8,1 jaar oud (1.014 jongens en 792 meisjes) waarvan 332 een ernstige infectie ontwikkelden. De validatieset vertoonde een hoge CDR-sensitiviteit (95%), specificiteit van 38% en een negatieve waarschijnlijkheidsratio van 0,13 (0,08-0,21). De nieuwe CDR verminderde het risico op ernstige infectie met een kans van 0,8% (95%-BI: 0,2-2,9) in de derivatieset en 2,4% (95%-BI: 1,5-3,9) in de validatieset.
Concluderend stellen de onderzoekers dat de nieuwe CDR werkzaamheid demonstreert in het verminderen van het risico op infectie in zowel de derivatie- als validatiegroepen. Zij bevelen daarom aan om de CDR te implementeren in een passende omgeving, om zo de klinische praktijk te kunnen verbeteren.
Referentie