In de CheckMate-17 en -57 fase III-studies werd bij patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom, die progressie vertoonden na de eerstelijns chemotherapie, behandeling met nivolumab vergeleken met docetaxel. Nivolumab bleek in eerdere rapportages geassocieerd met een verbetering in algehele overleving en een milder bijwerkingenprofiel dan docetaxel. Onlangs werden de gecombineerde 5-jaarsresultaten van deze studies gepubliceerd.
Tot voor kort waren er voor patiënten met longkanker zonder voor doelgerichte therapie geschikte mutaties, slechts beperkte mogelijkheden voor effectieve behandeling, zeker voor degenen met progressie na de eerstelijnsbehandeling. Met de komst van immuuncheckpointremmers is het mogelijk gebleken om overlevingsvoordeel te bewerkstelligen met een relatief mild bijwerkingenprofiel bij onder meer patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Immuuncheckpointremmers zijn inmiddels standaardbehandeling geworden bij gevorderd NSCLC.
De patiënten uit de CheckMate-studies 017/057 werden samengenomen voor deze analyse (n=854). Het betrof patiënten met gevorderd NSCLC en een ECOG performancestatus van 0 of 1, die progressie lieten zien na de eerstelijnsbehandeling met op platina gebaseerde chemotherapie. Patiënten werden gerandomiseerd (1:1) toegewezen aan behandeling met nivolumab (3 mg/kg, elke 2 weken) of docetaxel (75 mg/m2, elke 3 weken), tot aan progressie of onacceptabele toxiciteit. Het primaire eindpunt in beide studies was algehele overleving (OS). Secundaire eindpunten waren progressievrije overleving (PFS) en veiligheid.
Na een minimale follow-up van 64,2 en 64,5 maanden voor respectievelijk de 017- en 057-studie, was de OS langer met nivolumab versus docetaxel (HR 0,68; 95%BI 0,59 – 0,78). Vijftig patiënten in de nivolumab-groep en 9 in de docetaxel-groep waren nog in leven, overeenkomend met 5-jaars OS-percentages van respectievelijk 13,4 en 2,6 procent. Geen van de patiënten die behandeld waren met docetaxel waren progressievrij, terwijl 8,0 procent van de patiënten in de nivolumab-arm nog geen progressie vertoonde. Van de patiënten die na 2 jaar progressievrij waren met nivolumab (n=45) was 82 procent nog altijd in leven na 5 jaar en 60 procent ook progressievrij. Behandelingsgerelateerde bijwerkingen werden gerapporteerd bij 8 van de 31 met nivolumab behandelde patiënten in de follow-upperiode van 3 tot 5 jaar. Bij 7 van hen betrof het voor de patiënt nieuwe bijwerkingen. Een graad 3 (toegenomen lipase) en verder waren het graad 1-2 bijwerkingen Voor de hele populatie werden geen nieuwe bijwerkingen gemeld.
Op basis van deze eerste 5-jaarsresultaten uit fase III-studies van NSCLC behandeling met een PD-1-remmer, kan worden geconcludeerd dat bij eerder behandeld, gevorderd NSCLC meer patiënten met nivolumab een langdurig overlevingsvoordeel hebben met duurzame responsen vergeleken met chemotherapie. Dit effect is onafhankelijk van histologie of PD-L1-expressie. Nivolumab behield een milder bijwerkingenprofiel in deze patiëntenpopulatie en er kwamen geen nieuwe onverwachte bijwerkingen aan het licht. Daarmee bevestigen deze resultaten de belangrijke rol die PD-1-remmers kunnen spelen in de behandeling van longkanker.
Referentie