Samenvatting
Achtergrond: Potentiële geneesmiddelinteracties (PGI’s) komen veelvuldig voor bij kankerpatiënten, maar zijn tot op heden onvoldoende gekwantificeerd bij patiënten met orale antikankerbehandeling. In dit onderzoek wordt de prevalentie en ernst van PGI’s bij poliklinische patiënten behandeld met orale antikankermiddelen beschreven.
Methode: In 3 Nederlandse ziekenhuizen zijn via het elektronische medicatievoorschrijfsysteem alle patiënten met orale antikankermedicatie geselecteerd. PGI’s werden met behulp van elektronische en additionele handmatige screeningsmethoden geïdentificeerd. De interacties werden geclassificeerd naar mate van ernst en wetenschappelijk bewijs.
Resultaten: Bij 898 geïncludeerde patiënten werden bij 426 patiënten (46%; 95%-betrouwbaarheidsinterval 42–50%) in totaal 1.359 PGI’s gevonden. Bij 143 patiënten (16%) werd een ernstige PGI gevonden. Coumarines en opioïden waren het meest betrokken bij PGI’s. In de meerderheid van de gevallen was er sprake van een interactie met betrekking tot het centrale zenuwstelsel, maag-darmtoxiciteit of QTc-verlenging op het elektrocardiogram.
Conclusie: PGI’s komen veel voor bij kankerpatiënten met orale antikankertherapie. Artsen en apothekers moeten zich bewust zijn van deze mogelijke interacties.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:133–40)