Samenvatting
Inleiding: Volgens richtlijnen moet elke oncologische casus multidisciplinair worden besproken. Met de komst van de zogeheten ‘Comprehensive Cancer Netwerken’ wordt niet meer gesproken van consultdiensten, maar over multidisciplinair overleg (MDO). Van het MDO bestaan dan diverse typen elk met een eigen expertiseniveau. De uitdaging ligt hierin om vooraf te kunnen selecteren welke patiënten het meest profiteren van participatie van ‘experts’, de vroegere consulenten. Om te toetsen of participatie van experts toegevoegde waarde heeft, onderzochten wij retrospectief een aantal behandeladviezen van onze in opzet curatief geopereerde borstkankerpatiënten.
Patiënten en methoden: De behandeladviezen van 24 in opzet curatief geopereerde borstkankerpatiënten uit 4 willekeurige patiëntenbesprekingen uit 2011 en 2012 (2 met en 2 zonder aanwezigheid van de consulent Medische Oncologie) werden gereviseerd door een panel van 3 ervaren academische consulenten met aandachtsgebied mammapathologie (1 medisch, 1 chirurgisch en 1 radiotherapeutisch oncoloog). Deze revisie werd vergeleken met het oorspronkelijke advies zoals dat in het dossier en/of het ziekenhuisinformatiesysteem was vastgelegd. Tevens vond analyse plaats van de kwaliteit van de verslaglegging en in welke mate het advies daadwerkelijk werd uitgevoerd.
Resultaten: In alle gevallen kwamen de consulenten zowel afzonderlijk als na onderling overleg tot een sluidend behandeladvies. Dit advies was in 22 gevallen (92%) conform het in de oorspronkelijke patiëntenbespreking geformuleerde behandelplan. In 1 geval werd gediscussieerd over de interpretatie van de schildwachtklierprocedure (waarbij 5 lymfeklieren waren verkregen en onderzocht) en in een ander geval werd gediscussieerd over het advies ‘hormonale therapie’ bij een ruim 69-jarige patiënte, terwijl de richtlijn tot 70 jaar naast hormonale therapie ook chemotherapie adviseerde. De casus die discrepant werden bevonden waren beide voorgelegd en besproken binnen de setting van een MDO level A, dat wil zeggen zonder consulent. In 9 gevallen (38%) werd een aantal (kleine) omissies vastgesteld in de verslaglegging in het patiëntendossier.
Conclusie: Wij vonden een grote mate van concordantie tussen de oorspronkelijke en de door een panel van gespecialiseerde consulenten gereviseerde behandeladviezen. Hiermee lijkt het verantwoord niet iedere in opzet curatieve borstkankerpatiënt te bespreken met consulenten, mits er een toegewijd en gespecialiseerd MDO is met een radiotherapeut als medebehandelaar. Voorts doet een behandeladvies geformuleerd op basis van op papier aangeleverde gegevens niet onder voor een behandeladvies geformuleerd binnen een multidisciplinaire plenaire bespreking. Het in opzet curatief geopereerde mammacarcinoom is een relatief overzichtelijk ziektebeeld, waarbij de adjuvante behandeling strak is geprotocolleerd. De bevindingen zijn daarom niet zonder nader onderzoek te extrapoleren naar andere tumorsoorten.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:118–24)