Samenvatting

Achtergrond: De behandeling voor borstkanker met chemotherapie en radiotherapie kan leiden tot cardiale disfunctie. Het is echter niet bekend hoe vaak en in welke mate dit voorkomt bij overlevers van borstkanker. Methoden: Voor dit cross-sectionele onderzoek zijn bij 80 huisartsen 350 vrouwen geïncludeerd die meer dan vijf jaar geleden in opzet curatief zijn behandeld voor borstkanker met chemo- en/of radio-therapie. Daarnaast zijn 350 vrouwen zonder een voorgeschiedenis van kanker van dezelfde leeftijd en huisartspraktijk geïncludeerd. De primaire uitkomstmaat was cardiale disfunctie, gedefinieerd als linkerventrikelejectiefractie (LVEF) <54% en een, voor leeftijd gecorrigeerde, diastolische disfunctie van het LV, beide gemeten met een echocardiogram. Secundaire uitkomstmaten waren NT-proBNP-waarden, nieuw gediagnostiseerde hart- en vaatziekten en cardiovasculaire medicatie. Resultaten: De mediane leeftijd ten tijde van de diagnose borstkanker was 63 (‘interquartile range’ (IQR) 57–68) jaar. Mediane follow-up na diagnose was 10 jaar (IQR 7–14). Een LVEF <54% was aanwezig bij 52 (15,3%) van de overlevers van borstkanker en bij 24 (7%) van de controles (OR 2,4; 95%-BI 1,4–4,0). De prevalence van LVEF van <50% of LV diastolische disfunctie toonden geen significant verschil. Wel waren bij de overlevers van borstkanker de NT-proBNP-waarden verhoogd, werden meer hart- en vaatziekten gediagnostiseerd en werd meer cardiovasculaire medicatie voorgeschreven in vergelijking met de controles. Deze associaties zijn significant en bleven significant na correctie voor relevante variabelen ten tijde van de diagnose en ten tijde van de follow-up. Conclusie: Op lange termijn hebben overlevers van borstkanker behandeld met chemo- en/of radiotherapie in vergelijking met controles een hogere kans op milde LV systoli sche disfunctie, hogere NT-proBNP-waarden en hart- en vaatziekten, ook na correctie voor cardiovasculaire risicofactoren. Bij het opstellen van een cardiovasculair risicoprofiel bij deze vrouwen dient men bewust te zijn van de mogelijke invloed van eerdere chemo- of radiotherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:3–12)