Samenvatting

Eenmalige radiotherapie (8 Gy) is voor ongecompliceerde pijnlijke botmetastasen de standaardbehandeling en geeft bij 65–70% van de patiënten een zinvolle pijnrespons.1 In het artikel worden de uitkomsten van de eerste gerandomiseerde studie gepubliceerd naar de vraag welke dosis bij een tweede bestraling zinvol is: weer eenmalig (8 Gy) of juist meervoudig (20 Gy in 5 fracties). Deze studie is tot stand gekomen vanuit een internationaal samenwerkingsverband. Voor Nederland namen 17 van de in totaal 21 radiotherapieafdelingen deel en zij randomiseerden 254 van de 850 patiënten (30%). De studie liep van januari 2004 tot en met mei 2012. Er werd gestratificeerd voor eerdere bestralingsdosis, voor wel of geen respons na de eerste bestraling en voor behandelcentrum. Pijn werd gemeten op een 11-punts pijnschaal van 0 (= geen pijn) tot 10 (= ergst denkbare pijn). Kwaliteit van leven werd onder andere gemeten met de EORTC QLQ-C30-vragenlijst. Eindpunt van de studie was pijnrespons na 2 maanden.2 Negentien (4%) patiënten in de 8 Gy-groep en 12 (3%) in de 20 Gy-groep bleken ‘ineligible’ na randomisatie. Bovendien waren respectievelijk 140 (33%) en 132 (31%) patiënten na 2 maanden niet-‘assessable’. Zij werden behandeld als ‘missing data’ in de ‘intention-to-treat’-analyse. Uitkomsten waren als volgt: 118 (28%) patiënten in de groep met 8 Gy en 135 (32%) in de groep met 20 Gy respondeerden (p=0,21; responsverschil 4% [‘upper limit’ van 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 9,2; minder dan de vooraf gestelde ‘non-inferiority margin’ van 10%]). In de per-protocolpopulatieanalyse was de respons hoger, namelijk 116 (45%) van 258 patiënten en 134 (51%) van 263 patiënten (p=0,17; responsverschil 6% [‘upper limit’ van 95%-BI 13,2; groter dan de vooraf gestelde ‘non-inferiority margin’ van 10%]). De bestralingsgerelateerde bijwerkingen na 14 dagen waren verminderde eetlust (201 [56%] van 358 ‘assessable’ patiënten uit de 8 Gy-groep vs. 229 [66%] van 349 ‘assessable’ patiënten uit de 20 Gy-groep; p=0,011) en diarree (81 [23%] van 357 vs. 108 [31%] van 349; p=0,018).

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:77)