INLEIDING

Bij het vroegstadium-mondholtecarcinoom (klinisch T1–2N0) blijkt 23% van de patiënten occulte metastasen te hebben in de schildwachtklier(en).1 De schildwachtklierprocedure is tegenwoordig een standaard diagnosticum voor het evalueren van de lymfeklierstatus bij patiënten met een cT1–2N0-mondholtecarcinoom. Tijdens deze procedure worden preoperatief radio-isotopen (99mTc-nanocollloid) peritumoraal geïnjecteerd en vervolgens gevisualiseerd door middel van lymfoscintigrafie (SPECT). Intra-operatief zijn de schildwachtklieren detecteerbaar door middel van een gamma-probe en deze worden na identificatie verwijderd. Indien deze schildwachtklier(en) bij pathologisch onderzoek een metastase blijken te bevatten, wordt een aanvullende halsklierdissectie uitgevoerd. Indien er geen sprake is van een metastase wordt hiervan afgezien. De schildwachtklierprocedure leidt tot minder overbehandeling, een reductie in morbiditeit en lagere kosten. Met een sensitiviteit van 86% en een negatief voorspellende waarde van 95% is het een betrouwbare en veilige methode voor het stadiëren van de hals bij cN0-patiënten.1 De sensitiviteit ligt met 63% echter lager bij het mondbodemcarcinoom, waarschijnlijk door het ‘shine through’-fenomeen, waarbij de activiteit in de injectieplaats de activiteit van een naastgelegen lymfeklier in ‘level’ Ia-b overschaduwt.2

Een manier om de sensitiviteit van de procedure bij mondbodemcarcinomen te verbeteren is de keuze voor een alternatieve tracer en beeldvorming. Superparamagnetisch ijzeroxide (SPIO) is een niet-radioactieve tracer en heeft als voordeel dat schildwachtklieren door middel van hoge-resolutie-MRI kunnen worden gevisualiseerd door de susceptibiliteitsartefacten van het ijzeroxide.3 Dit zou de vindbaarheid van de schildwachtklieren peroperatief kunnen vergroten en tevens de afhankelijkheid van radioactieve isotopen kunnen omzeilen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:309–10)