In het afgelopen decennium is de incidentie van schildklierkanker sterk toegenomen, met name doordat kleine papillaire carcinomen in het verleden niet werden opgemerkt. Na het invoeren van een screeningsprogramma is schildklierkanker in Zuid-Korea zelfs de meest voorkomende maligniteit geworden. Mogelijk speelt daarbij het zeer jodiumrijke Koreaanse dieet een rol en zijn er verschillen op basis van leeftijd en geslacht. Zo is het gebruikelijk voor vrouwen om postpartum een zeewiersoep te eten die boordevol jodium en andere mineralen zit. Ook tijdens verjaardagen staat deze soep op het menu.
Eerdere onderzoeken naar de relatie tussen jodiuminname via voeding en het risico op schildklierkanker hebben inconsistente resultaten laten zien. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn de moeilijkheid om de inname van jodium via voeding nauwkeurig vast te stellen en de grote variatie in de jodiumconcentratie per voedingsbron. Omdat meer dan 90% van het jodium in de voeding binnen 1-2 dagen wordt uitgescheiden via de urine, kan de jodiumconcentratie in urine gebruikt worden als surrogaatmarker voor de jodiuminname via de voeding.
De onderzoekers verrichtten een patiënt-controleonderzoek naar de relatie tussen de jodiumconcentratie in urine en het risico op schildklierkanker in een schildkliercentrum in Zuid-Korea. ‘Patiënten’ waren degenen van 20-80 jaar met een nieuw gediagnosticeerd papillair schildkliercarcinoom (‘papillary thyroid cancer’, PTC), zonder kanker in de voorgeschiedenis. Als ‘controlepersonen’ werden gedefinieerd degenen met een goedaardige schildklieraandoening, zoals een benigne schildkliernodus, cyste, hyperplasie of hypothyreoïdie, of degenen die op eigen initiatief screening op de schildklierfunctie hadden ondergaan. Deelnemers werden een-op-een gematcht op basis van de verdeling van leeftijd en geslacht in de studiepopulatie. Gegevens over risicofactoren, gerelateerd aan leefstijl, medische voorgeschiedenis, straling en dieet, werden verzameld tijdens een interview. Gegevens over de voor creatinine gecorrigeerde jodiumconcentratie in urine werden in kwartielen (<159,3, 159,3-394,3, 394,3-1037,3 en ≥1037,3 μg/g Cr) geanalyseerd, waarbij deelnemers in het laagste kwartiel werden beschouwd als de referentiegroep. Aanvullend werden de analysen gestratificeerd naar leeftijd (<45 vs. ≥45 jaar) en geslacht (man vs. vrouw).
De studiepopulatie bestond uit 492 patiënten en 595 controlepersonen (gemiddelde leeftijd: 46,5 vs. 49,7 jaar; p<0,001). Na correctie voor diverse confounders was een hogere jodiumconcentratie in urine gerelateerd aan een hoger risico op schildklierkanker (OR [95%-BI]: 1,11 [1,05-1,18]). Deelnemers in het hoogste kwartiel hadden een 1,49 keer zo hoog risico op schildklierkanker, vergeleken met deelnemers in het laagste kwartiel (OR [95%-BI]: 1,49 [1,04-2,13]); deze relatie was onafhankelijk van leeftijd (p-interactie=0,11) en geslacht (p-interactie=0,40).
Uit dit patiënt-controleonderzoek in Zuid-Korea blijkt dat een hogere jodiumconcentratie in urine gerelateerd is aan een hoger risico op schildklierkanker, onafhankelijk van leeftijd en geslacht.