Bij een op de vijf mensen, bij wie kanker wordt vastgesteld, is er sprake van uitzaaiingen, en dat komt neer op zo’n 38.000 mensen per jaar. Dat blijkt uit het rapport ‘Uitgezaaide kanker in beeld’ dat Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) op 5 oktober publiceerde. Het rapport kwam tot stand in samenwerking met de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties en KWF kankerbestrijding.
Voor de patiënt is de diagnose van uitgezaaide kanker dubbel slecht nieuws: de helft van hen leeft zes maanden of korter na diagnose. Wat IKNL vaststelt is dat er in tien jaar tijd weinig aan dat vooruitzicht is veranderd. Reden om extra aandacht te vragen voor uitgezaaide kankers, en de behandeling daarvan. Zelfs als er alleen nog palliatieve zorg geboden kan worden.
Uitgezaaide kanker wordt het vaakst vastgesteld bij mensen met longkanker, en in 10 jaar tijd is de overleving van deze groep weinig vooruitgegaan. Bij uitgezaaide slokdarmkanker en blaaskanker is de overleving zelfs helemaal niet verbeterd. Daartegenover staat dat de prognoses voor mensen met uitgezaaide prostaatkanker, borstkanker en melanoom wel verbeterd zijn, zeker met de opkomst van innovatieve behandelingen, zoals immuuntherapie.
Ruim een derde van de patiënten met uitgezaaide kanker krijgt geen behandeling gericht op de kanker. Een derde van de patiënten wordt behandeld met chemotherapie, de meest voorgeschreven behandeling. Een op de vijf patiënten krijgt bestraling. Doelgerichte en/of immunotherapie werd bij een op de zes patiënten gegeven. Het blijft wel een uitdaging om te voorspellen welke patiënten baat hebben bij deze nieuwe, doorgaans dure, behandelingen. Prof. dr. Thijs Merkx, voorzitter raad van bestuur IKNL: “De beperkte toename van de mediane overleving bij patiënten met uitgezaaide kanker in de afgelopen jaren dwingt ons om als maatschappij de waarde van (nieuwe) behandelingen kritisch te evalueren, juist in de ‘real-world’ setting. Uitkomsten van registratie zijn hierbij essentieel en dienen ingezet te worden om doelmatig gebruik van nieuwe middelen te verhogen.”
IKNL benadrukt dat het belangrijk is dat behandelaars up to date zijn met hun kennis over nieuwe behandelmethoden. Mede daarom pleit IKNL ervoor dat in het multidisciplinair overleg (MDO) specialisten met de juiste kennis betrokken worden, ook als die uit een ander ziekenhuis moeten komen. Wanneer de behandelmogelijkheden uit het MDO met de patiënt worden besproken is het belangrijk dat alle behandelopties genoemd worden, ook nieuwe behandelingen en de optie om juist geen tumorgerichte behandeling te starten. Het gaat hierbij niet om één gesprek maar juist om een proces dat leidt tot gezamenlijke besluitvorming.
Ook pleit IKNL voor meer aandacht voor kwaliteit van leven en niet op overleving alleen. Soms hebben behandelingen, ook als die aanslaan, bijwerkingen die het leven van een patiënt erg nadelig beïnvloeden. Vermoeidheid, pijn, cognitieve stoornissen hebben een grote impact op de patiënt en zijn omgeving. Er moet meer aandacht zijn voor lichamelijk en emotioneel welzijn, stelt IKNL.
Minstens zo belangrijk is om het gesprek met de patiënt aan te gaan over de ‘moeilijke’ vragen: hoe lang wil een patiënt met uitgezaaide kanker doorbehandeld worden, en tegen welke prijs? Soms bestaat er een reële kans op overleving, soms is er de mogelijkheid om dankzij vernieuwende behandelingen misschien nog jaren te kunnen leven. Maar als een behandeling niet aanslaat kan het ook snel aflopen. Daarom is het zaak dat zorgverleners samen met de patiënt alle scenario’s afwegen; proactieve zorgplanning is het devies. De huisarts neemt daarbij een spilpositie in. Uiteindelijk moet ervoor gezorgd kunnen worden dat een patiënt de laatste levensfase thuis kan doorbrengen, en daarbij zo min mogelijk pijn en andere klachten ervaart.
Meer informatie
Lees hier het volledige rapport ‘Uitgezaaide kanker in beeld’.