Hoogte van inkomen lijkt mede bepalend voor welke kankerbehandeling iemand ondergaat

juni 2024 Actueel Willem van Altena

Maakt het iets uit hoeveel je verdient of hoe rijk je bent als het gaat om een behandeling tegen kanker? Ja, concludeert Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) in het tweede deel van hun uitgebreide studie naar sociaaleconomische status en kanker. Wie uit een lagere inkomensgroep komt krijgt minder vaak een op genezing gerichte behandeling dan iemand met een hoger inkomen.

In de studie, die gisteren is gepubliceerd, is met name gekeken naar behandelverschillen bij kanker in relatie tot het inkomen van patiënten. Daarbij is gefocust op vijf veel voorkomende tumorsoorten: borstkanker, niet-kleincellige longkanker (NSCLC), darmkanker, prostaatkanker en melanoom. Volgens IKNL blijkt uit de resultaten dat er mogelijk een relatie is tussen inkomensongelijkheid en ongelijkheid in de kankerzorg. In een eerder deel v an de studie was al becijferd dat mensen met een lager inkomen gemiddeld 7 jaar korter leven dan mensen die meer verdienen, en 22 jaar eerder met gezondheidsproblemen te maken krijgen.

Curatief doel

Het tweede deel van het IKNL-onderzoek toont nu aan dat mensen met een lager inkomen minder vaak een tumorgerichte behandeling aangeboden krijgen dan mensen die meer verdienen. Daarbij gaat het om behandelingen met een curatief doel, het afremmen of stoppen van de tumorgroei, en levensverlenging. Mensen met een lager inkomen krijgen vaker minder ingrijpende behandelingen aangeboden, die lang niet altijd genezing als doel hebben.

Wanneer patiënten wel behandeld worden, ondergaan degenen met een lager inkomen vaker minder ingrijpende behandelingen. Zo krijgt van de patiënten uit hogere inkomensgroepen 67 procent immuuntherapie bij uitgezaaide melanoom, tegenover 47 procent in de lagere inkomensgroep. Ook bij de behandeling van uitgezaaide dikkedarmkanker zijn grote verschillen zichtbaar. Om de kanker af te remmen kunnen patiënten chemotherapie krijgen, eventueel in combinatie met een doelgericht medicijn. In de hogere inkomensgroep krijgt 54 procent zo’n type behandeling, in de lagere inkomensgroep 39 procent. Patiënten uit hogere inkomensgroepen krijgen ook vaker onderzoek om mutaties in de tumor op te sporen. Met zo’n moleculair onderzoek kan soms een doelgericht medicijn worden gevonden.

Borstkanker

In vergelijking met vrouwen uit de hogere inkomensgroep ondergaan vrouwen uit de lagere inkomensgroep:

  • met niet-invasieve borstkanker (DCIS graad I) minder vaak afwachtend beleid;
  • met invasieve borstkanker zonder uitzaaiingen minder vaak een operatie (stadium I-III). Als ze geopereerd worden is het iets vaker een amputatie, waarna ze iets minder vaak direct een reconstructie van de borst krijgen;
  • iets minder vaak radiotherapie na hun operatie (stadium I-III);
  • minder vaak systeemtherapie (stadium II-III). Dit is te verklaren door verschillen in leeftijd en conditie van patiënten, hormoonreceptorstatus en Her2Neu-status;
  • met uitgezaaide borstkanker vaker geen tumorgerichte behandeling (stadium IV). Dit is te verklaren door verschillen in de conditie van patiënten.

Prostaatkanker

In vergelijking met mannen uit de hogere inkomensgroep ondergaan mannen uit de lagere inkomensgroep:

  • met laag-risico, gelokaliseerde prostaatkanker even vaak geen actieve behandeling;
  • met matig- of hoog-risico gelokaliseerde prostaatkanker minder vaak een actieve behandeling (radiotherapie of operatie) en als ze een behandeling krijgen is dat vaker radiotherapie en minder vaak operatie;
  • met uitzaaiingen in andere organen (stadium IV) minder vaak systemische behandeling (zoals docetaxel) in combinatie met androgeendeprivatietherapie. 

Longkanker

In vergelijking met patiënten uit de hogere inkomensgroep ondergaan patiënten met niet-kleincellige longkanker uit de lagere inkomensgroep:

  • vaker bestraling en minder vaak een operatie in geval van vroeg-stadium ziekte (stadium I en II);
  • minder vaak chemoradiatie bij een meer gevorderd stadium (stadium III). Ook krijgen deze patiënten daarna minder vaak immunotherapie. Dit verschil in gebruik van immunotherapie is te verklaren door verschillen in geslacht, leeftijd en conditie van de patiënt (performance status), het precieze stadium van de kanker en type chemoradiatie (sequentieel of concurrent);
  • minder vaak systemische behandeling bij uitgezaaide ziekte (stadium IV). Ook ondergaan ze minder vaak moleculaire diagnostiek (mutatieonderzoek);
  • vaker geen tumorgerichte behandeling (stadium I-II, III en IV).

Dikkedarmkanker

In vergelijking met patiënten uit de hogere inkomensgroep ondergaan patiënten met dikkedarmkanker uit de lagere inkomensgroep:

  • minder vaak een operatie als er geen uitzaaiingen op afstand zijn (stadium I-III); 
  • minder vaak chemotherapie na operatie in geval van uitzaaiingen in de lymfeklieren en minder vaak chemotherapie in geval van uitzaaiingen in andere organen (stadium III-IV);
  • minder vaak een tumorgerichte behandeling (stadium IV). 

Daarbij moet opgemerkt worden dat er geen verschillen zijn tussen de inkomensgroepen zodra obesitas of comorbiditeiten in het spel zijn. Alleen het verschil bij chemotherapie na operatie bij uitzaaiingen in de lymfeklieren blijft bestaan.

Melanoom

In vergelijking met patiënten uit de hogere inkomensgroep ondergaan patiënten met een melanoom uit de lagere inkomensgroep:

  • even vaak een excisie (eerste operatie), maar minder vaak een re-excisie (tweede operatie) en schildwachtklierprocedure (stadium I-IV);
  • minder vaak immunotherapie en ongeveer even vaak doelgerichte therapie in geval van hoog-stadium melanoom (stadium III-IV). 

De verschillen tussen de inkomensgroepen zijn minder prominent als het gaat om ongewenste effecten van de behandeling, zoals ernstige bijwerkingen, het stopzetten van kuren of ziekenhuisopnames. Wel bezoeken patiënten met gevorderde kanker uit lagere inkomensgroepen in het laatste half jaar voor hun overlijden vaker een hulpverlener dan patiënten met een hoger inkomen.

Oorzaken

Het is volgens IKNL te kort door de bocht om te stellen dat mensen met een hoger inkomen betere zorg krijgen dan mensen die minder verdienen. Volgens de onderzoekers van het IKNL zijn er allerlei factoren die meewerken aan het verschil. Fysieke factoren spelen een belangrijke rol. Mensen uit lagere inkomensgroepen hebben vaker bijkomende aandoeningen, hebben een slechtere fysieke conditie, roken vaker, eten vaker ongezond en hebben vaak een hogere BMI. Ook blijken zij minder deel te nemen aan leefstijlprogramma’s, en aan speciale programma’s die gericht zijn op conditieverbetering voorafgaand aan hun kankerbehandeling.

Persoonlijke factoren dragen ook bij aan de verschillen in behandeling. Zo hebben patiënten met een lagere sociaaleconomische status vaker beperkte gezondheidsvaardigheden en zijn ze minder in staat of bereid om te reizen voor medisch-oncologische zorg, wat hun keuze voor een behandeling kan beïnvloeden. Die beperkte gezondheidsvaardigheden werken ook door in het besluitvormingsproces rond de diagnose en de behandeling, en hebben invloed op de uiteindelijke behandelkeuzes.

Op zich hoeven verschillen in behandeling en zorggebruik niet per se onwenselijk te zijn en kunnen juist wijzen op persoonsgerichte zorg, stelt IKNL. Hiervoor is het wel belangrijk dat goed wordt gekeken naar de gezondheid en wensen van de patiënt, en dat de beslissingen samen met de patiënt worden genomen. Gegevens daarover staan echter niet in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).

Aanbevelingen

Met de bevindingen van dit onderzoek roept IKNL op tot concrete stappen om de ongelijkheden in de behandeling van kanker te verminderen.

Zorgprofessionals

  • Zet nog meer in op persoonsgerichte zorg. Het is vaak niet goed te merken wat iemands niveau van gezondheidsvaardigheden is, dus vraag door, beperk de informatie tot 3 kernpunten, gebruik begrijpelijke taal en vermijd waar mogelijk jargon.
  • Meer lezen raadpleeg de brochures Begin een goed gesprek; Communicatie op maat; Zakkaartje Samen Beslissen; praatkaarten; Begrijp je lichaam
  • De terugvraagmethode is nuttig om te controleren of de patiënt diens diagnose begrijpt alvorens de behandelopties voor te leggen. Evalueer het behandelbesluit in een extra (telefonisch) consult vóór de start van de behandeling, maar ook daarna.
  • Bespreek het belang van een gezonde leefstijl, vraag naar eventuele barrières en verwijs naar een leefstijlloket of huisarts waar nodig.

Patiënten

Ook de patiënten kunnen zelf een rol spelen in het verminderen van de behandelingsongelijkheid bij kanker. IKNL adviseert patiënten:

  • Weet dát er een keuze in je behandeling is en ga hierover in gesprek met je zorgverlener. De huisarts kan hierbij helpen. Zie ook de app Begin een goed gesprek, of raadpleeg website Kanker.nl.
  • Streef naar een gezonde leefstijl. Schakel desnoods hulp in van bijvoorbeeld de huisarts. Raadpleeg bijvoorbeeld website Thuisarts.nl.

Partners in oncologisch veld

Ten slotte doet IKNL ook een reeks oproepen aan de partners in het oncologische veld:

  • Doe meer onderzoek naar gezondheidsverschillen en voer diepere analyses uit naar verdere oorzaken van de gevonden verschillen.
  • Stimuleer het gesprek over gezondheidsverschillen en sluit aan bij initiatieven zoals het Deltaplan tegen Gezondheidsverschillen.

Meer informatie

Het volledige rapport is hier te raadplegen