Dit artikel is onderdeel van de Editor’s Pick van dr. Cor de Kroon, bestaande uit een selectie van klinisch relevante literatuur met een focus op het gebied van gynaecologische oncologie. In deze selectie komen onder andere artikelen over nieuwe behandelingen voor baarmoederkanker en ovariumkanker en een onderzoek naar kostenbesparing door heruitgifte van orale antikankermedicatie aan bod.
Bekijk hier de gehele selectie.
Eerder liet de OVHIPEC-1-studie zien dat de toevoeging van hypertherme intraperitoneale chemotherapie aan interval-‘debulking’ resulteert in een verbeterde progressievrije en algehele overleving na 4-7 jaar follow-up bij vrouwen met een gevorderd ovariumcarcinoom die niet in aanmerking komen voor primaire ‘debulking’. Onlangs zijn de geüpdatete resultaten na 10 jaar follow-up gepubliceerd in The Lancet Oncology.
Ondanks uitgebreide cytoreductieve chirurgie en (neo)adjuvante systemische therapie ontwikkelen veel vrouwen met een gevorderd ovariumcarcinoom een peritoneaal recidief. Voor deze patiëntengroep is hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) een veelbelovende behandeloptie. Het rechtstreeks toedienen van het chemotherapeuticum in de buikholte resulteert in een hogere lokale medicijnspiegel. Het verwarmen van het chemotherapeuticum heeft een direct cytotoxisch effect, bevordert de penetratie van het chemotherapeuticum in het weefsel en verhoogt de gevoeligheid voor platinaverbindingen door tijdelijk een homologe-recombinatiedeficiëntie te induceren.
OVHIPEC-1 is een gerandomiseerde ‘open-label’-fase III-studie die is uitgevoerd in 8 HIPEC-centra in Nederland en België. Vrouwen van 18-76 jaar met een primair epitheliaal ovariumcarcinoom in stadium III werden 1:1 gerandomiseerd tussen interval-‘debulking’ en HIPEC (cisplatine 100 mg/m2) of alleen interval-‘debulking’. Alleen patiënten met een ECOG-‘performance status’ van 0-2, een normaal bloedbeeld en een adequate nierfunctie bij wie geen ziekteprogressie was opgetreden tijdens de laatste 3 cycli van neoadjuvante chemotherapie met carboplatine en paclitaxel, kwamen in aanmerking voor deelname. De primaire uitkomstmaat was progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS). Een van de secundaire uitkomstmaten was algehele overleving (‘overall survival’, OS). Beide uitkomstmaten werden geanalyseerd in de ‘intention-to-treat’-populatie.
In totaal namen 245 patiënten deel aan de studie: 122 patiënten werden geopereerd en kregen HIPEC, terwijl de overige 123 patiënten alleen een operatie ondergingen. De mediane follow-upduur bedroeg 10,4 jaar in de HIPEC-groep en 10,1 jaar in de chirurgiegroep. Patiënten in de HIPEC-groep hadden een statistisch significant langere PFS (mediaan: 14,3 vs. 10,7 maanden; HR [95%-BI]: 0,63 [0,48-0,83]) en OS (mediaan: 44,9 vs. 33,3 maanden; HR [95%-BI]: 0,70 [0,53-0,92]). Deze voordelen in overleving waren consistent voor vooraf gedefinieerde subgroepen op basis van eerdere suboptimale cytoreductieve chirurgie en het aantal betrokken regio’s in de buikholte. Uit een post-hocanalyse bleek dat het effect van HIPEC op de PFS (p-interactie=0,015) en de OS (p-interactie=0,016) werd beïnvloed door de BRCA-mutatiestatus. Patiënten met een homologe-recombinatiedeficiëntie zonder BRCA-mutatie hadden het meeste baat bij HIPEC (mediaan: 17,7 vs. 8,4 maanden; HR [95%-BI]: 0,41 [0,20-0,85]), in tegenstelling tot patiënten met een BRCA-mutatie (mediaan: 15,5 vs. 14,7 maanden; HR [95%-BI]: 1,31 [0,51-3,39]).
Deze geüpdatete resultaten van de OVHIPEC-1-studie na 10 jaar follow-up bevestigen dat de toevoeging van HIPEC aan interval-‘debulking’ leidt tot een overlevingsvoordeel bij patiënten met een gevorderd ovariumcarcinoom die niet in aanmerking komen voor primaire ‘debulking’.
Referentie