Ondanks de vooruitgang op het gebied van chemotherapie voor patiënten met een niet-resectabel, gevorderd plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm, blijft hun prognose slecht. Er is dan ook een behoefte aan nieuwe antitumormiddelen en therapeutische strategieën voor deze patiënten. Onlangs verscheen in Nature Medicine een artikel met resultaten van de placebogecontroleerde ASTRUM-007-trial, waarin de werkzaamheid en het veiligheidsprofiel van chemotherapie in combinatie met het PD-L1-antlichaam serplulimab werden onderzocht.
Diverse fase III-studies hebben laten zien dat chemotherapie gecombineerd met een PD-L1-antilichaam, zoals pembrolizumab, nivolumab, camrelizumab, toripalimab of sintilimab, werkzamer is dan alleen chemotherapie bij patiënten met een niet-resectabel, gevorderd plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm. In deze studies werd chemotherapie elke 3 of 4 weken toegediend. Het is echter onduidelijk of behandelregimes met een korter interval ook zinvol zijn bij deze patiënten.
De onderzoekers verrichtten een dubbelblinde fase III-studie (ASTRUM-007) in 70 ziekenhuizen in China. Onbehandelde patiënten van 18-75 jaar met een niet-resectabel, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, PD-L1-positief plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm werden in een ratio van 2:1 gerandomiseerd tussen chemotherapie (cisplatine en 5-FU) in combinatie met serplulimab (3 mg/kg) of placebo eenmaal per 2 weken gedurende maximaal 2 jaar. Patiënten met hersenmetastasen, een actieve infectie of een actieve auto-immuunziekte werden uitgesloten van deelname. De primaire uitkomstmaten waren progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) en algehele overleving (‘overall survival’, OS). Secundaire uitkomstmaten waren het percentage patiënten met een objectieve respons (‘objective response rate’, ORR), de responsduur (‘duration of response’, DOR) en het veiligheidsprofiel.
In totaal werden 551 patiënten gerandomiseerd, van wie 382 patiënten behandeld werden met serplulimab en 168 patiënten placebo kregen. Uit de definitieve analyse van PFS-gegevens bleek dat patiënten in de serplulimabgroep een langere PFS hadden, vergeleken met patiënten in de placebogroep (mediaan: 5,8 vs. 5,3 maanden; HR [95%-BI]: 0,60 [0,48-0,75]). De vooraf gespecificeerde interim-analyse van OS-gegevens liet zien dat chemotherapie in combinatie met serplulimab ook resulteerde in een langere OS dan chemotherapie gecombineerd met placebo (mediaan: 15,3 vs. 11,8 maanden; HR [95%-BI]: 0,68 [0,53-0,87]. De ORR was 57,6% (95%-BI: 52,4-62,7; 14% met complete respons) in de serplulimabgroep en 42,1% (95%-BI: 34,8-49,6; 7% met complete respons) in de placebogroep (OR [95%-BI]: 1,85 [1,29-2,65]). Bij patiënten in de serplulimabgroep bedroeg de mediane DOR 6,9 maanden (95%-BI: 5,6-8,3), vergeleken met 4,6 maanden (95%-BI: 4,1-5,6) in de placebogroep. Bijwerkingen van graad 3 of hoger traden op bij respectievelijk 201 (53%) en 81 (48%) patiënten in de serplulimab- en placebogroep, waarvan anemie (18 vs. 20%) het vaakst voorkwam. Bij 130 (34%) patiënten die behandeld werden met serplulimab en bij 39 (23%) patiënten die placebo kregen, moest de behandeling gestopt worden vanwege bijwerkingen.
Uit de dubbelblinde, placebogecontroleerde ASTRUM-007-trial blijkt dat behandeling met serplulimab eenmaal per 2 weken resulteert in een statistisch significant voordeel in PFS en OS met een acceptabel veiligheidsprofiel bij onbehandelde patiënten met een niet-resectabel, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, PD-L1-positief plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm.