therapie actueel

Effect van metformine op de overleving van patiënten met een colorectaal carcinoom in de dagelijkse praktijk

NTVO - 2015, nummer 2, march 2015

dr. M.M.J. Zanders , ir. P.A.J. Vissers , dr., ir. M.P.P. van Herk-Sukel , prof. dr. H.R. Haak , prof. dr. L.V. van de Poll-Franse

Samenvatting

In de afgelopen jaren is de interesse in metformine als antikankermiddel sterk gestegen. Dit medicijn, frequent voorgeschreven aan patiënten met diabetes, lijkt namelijk een beschermend effect te hebben op de sterfte van kankerpatiënten. Echter, vandaag de dag begrijpen we dat veel van de voorgaande observationele studies, die vaak (extreem) grote beschermende effecten van met-formine rapporteerden, verschillende beperkingen hadden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de beperkingen van het gebruik van gegevens uit de dagelijkse praktijk. Tevens zullen de veelvoorkomende methodologische beperkingen van farmaco-epidemiologische studies worden besproken. Rekening houdend met de besproken beperkingen, is recentelijk het effect van metformine op de totale sterfte van Nederlandse patiënten met een colorectaal carcinoom onderzocht met behulp van gegevens uit de dagelijkse praktijk. In deze studie lijkt het gebruik van metformine geen effect te hebben op de sterfte, maar metforminegebruikers hadden wel een lager risico op sterfte dan gebruikers van sulfonylureumderivaten, wat suggereert dat metformi-negebruikers gunstigere prognostische factoren hadden. We kunnen concluderen dat er op dit moment geen eensluidend bewijs is dat metformine een gunstig effect heeft op de overleving van kankerpatiënten. Methodologisch sterke observationele studies of gerandomiseerde onderzoeken zijn nodig om het effect van metformine op de sterfte van kankerpatiënten nader te evalueren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:58–65)

Lees verder

Ontwikkelingen in de systemische behandeling van gastro-intestinale stromaceltumoren

NTVO - 2015, nummer 1, february 2015

drs. M.C. Verboom , prof. dr. A.J. Gelderblom

Samenvatting

De behandeling van gevorderde gastro-intestinale stromaceltumoren (GIST) kent inmiddels 3 lijnen tyrosinekinaseremmers: imatinib, sunitinib en regorafenib. Deze middelen grijpen intracellulair aan op receptoren, zoals KIT en PDGFRα, die door een mutatie voor permanente celdeling zorgen. Sunitinib en regorafenib remmen ook de angiogenese. Imatinib en sunitinib zijn al langer geregistreerd voor gevorderde GIST en in juli 2014 is ook regorafenib geregistreerd. De ontwikkeling van nilotinib is na een negatieve fase 3-studie gestaakt. In dit overzichtsartikel wordt de ontwikkeling van deze middelen voor GIST besproken, evenals resistentiemechanismen ertegen. Daarnaast worden nieuwe ontwikkelingen in de systemische therapie uiteengezet en klinische studies met GIST-patiënten toegelicht, die nu of binnenkort in Nederland worden uitgevoerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:23–9)

Lees verder

Behandeling van gliomen met bevacizumab

NTVO - 2014, nummer 8, december 2014

dr. T.J. Snijders , dr. F.Y.F.L. de Vos , prof. dr. M.J. van den Bent

Samenvatting

Glioblastomen en andere hooggradige gliomen zijn progressieve, niet-curabele primaire hersentumoren. Met de beschikbare behandelingen voor het glioblastoom bedraagt de mediane overleving minder dan 1,5 jaar. Gezien de sterke neovascularisatie van deze tumoren, vooral glioblastomen, is angiogeneseremming theoretisch een aantrekkelijke behandelmogelijkheid. Met name bevacizumab is voor deze indicatie bestudeerd. In vroege, ongecontroleerde, klinische onderzoeken naar het effect van bevacizumab bij recidief glioblastomen werden hoge responspercentages en progressievrije overleving gezien, wat tot versnelde registratie in de Verenigde Staten heeft geleid. Het effect van bevacizumab op de totale overleving was echter minder duidelijk. Bovendien blijkt dat toediening van bevacizumab vaak tot afname van de contrast-aankleurende lesies op MRI leidt, maar dat dit niet altijd berust op een werkelijke tumorreductie (‘pseudorespons’).
Recentelijk zijn de eerste goed gecontroleerde gerandomiseerde onderzoeken verricht. Toevoeging van bevacizumab aan de eerstelijnsbehandeling van glioblastomen (temozolomide-chemoradiatie) resulteert niet in een verbetering van de totale overleving. Bij de behandeling van het recidief glioblastoom heeft de Nederlandse fase 2-BELOB-studie aanwijzingen opgeleverd dat de combinatie van bevacizumab met het chemotherapeuticum lomustine wel resulteert in een betere totale overleving dan elk van beide middelen apart. Omdat de BELOB-studie niet was ontworpen om het effect van de verschillende behandelgroepen formeel te vergelijken, wordt de meerwaarde van gecombineerde lomustine/bevacizumab boven lomustine alleen momenteel onderzocht in een lopende gerandomiseerde fase 3-studie (EORTC26101). Ander lopend onderzoek is gericht op de meerwaarde van bevacizumab bij hooggradige recidieven van graad 2-3-gliomen. Uit deze onderzoeken zal blijken of de goede initiële resultaten van bevacizumab worden bevestigd en of de resultaten opwegen tegen de hoge kosten van dit medicijn. Verder onderzoek richt zich daarnaast op het vinden van voorspellende biomarkers voor respons, de optimale methode van responsevaluatie tijdens behandeling en, mogelijk, andere vormen van angiogeneseremming.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:306–13)

Lees verder

Het gemetastaseerde melanoom: een revolutie aan mogelijkheden van behandeling gebaseerd op nieuwe inzichten

NTVO - 2014, nummer 4, june 2014

prof. dr. J.B.A.G. Haanen

Samenvatting

De behandeling van het uitgezaaide melanoom is de afgelopen 4 jaar revolutionair veranderd met de komst van zowel zeer effectieve ‘targeted therapy’ in de vorm van BRAF-remmers en MEK-remmers, als immuuntherapie eerst met ipilimumab, maar recentelijk met de komst van PD1- en PD-L1-remmers, adoptieve celtherapie en combinaties (anti-CTLA4 en anti-PD1). Door de enorme snelheid waarmee de studies worden uitgevoerd, worden ook de 14 centra in Nederland die deze patiënten behandelen geconfronteerd met snelle veranderingen in de behandelingsmogelijkheden en zal zorgvuldig moeten worden gekeken hoe die met een zo groot mogelijk rendement voor de patiënt moeten worden ingezet.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:149–55)

Lees verder

Doelgerichte therapie van het heldercellig niercelcarcinoom anno 2014

NTVO - 2014, nummer 3, may 2014

prof. dr. A. Bex , prof. dr. J.B.A.G. Haanen , prof. dr. C.U. Blank

Samenvatting

Voor de behandeling van het gemetastaseerd heldercellig niercelkarcinoom staan inmiddels in Nederland 7 middelen ter beschikking. Dit heeft ertoe geleid dat de behandeling (volgorde) niet meer uniform wordt gegeven. In dit overzichtsartikel wordt besproken voor welke keuzes in de eerste-, tweede- en derdelijnsbehandeling naar onze mening het meeste wetenschappelijke bewijs bestaat en welke studies momenteel in Nederland open zijn voor patiënten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:105–12)

Lees verder

Combinatiebehandeling van nietresectabele melanoomprocessen

NTVO - 2014, nummer 2, march 2014

prof. dr. O.E. Nieweg

Samenvatting

Door de recente ontwikkeling van effectieve medicijnen is de behandeling van melanoom niet langer monodisciplinair maar multidisciplinair. Niet-resectabele melanoomprocessen betreffen met name uitgebreide lymfekliermetastasering en de voor deze ziekte typische in-transitmetastasering. Voor deze patiënten is stadiëring met PET-CT van het gehele lichaam en MRI van het betrokken gebied en de hersenen gangbaar. Radiotherapie met hyperthermie en geïsoleerde regionale perfusie zijn gevestigde vormen van combinatiebehandeling voor niet-resectabele melanoomprocessen. De nieuwe medicamenten, zoals vemurafenib en de combinatie van dabrafenib en trametinib, kunnen een nietresectabele melanoomhaard wellicht zodanig verkleinen dat resectie mogelijk wordt. Gezien de snelle ontwikkelingen bij de behandeling van de gevorderde stadia van melanoom lijkt het verstandig om bij een dergelijke patiënt te overleggen met een ‘melanomoloog’ in een multidisciplinair centrum waar de beschreven behandelingen beschikbaar zijn en waar ook veelbelovende nieuwe vormen van behandeling worden onderzocht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:65–7)

Lees verder

Everolimus, mTOR en het mammacarcinoom

NTVO - 2014, nummer 1, february 2014

A.G.J. van Rossum , prof. dr. S.C. Linn

Samenvatting

Een aanzienlijk deel van de hormoonreceptorpositieve borstkankerpatiënten heeft geen baat bij hormonale therapie. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door het benutten van alternatieve routes voor celgroei en proliferatie. Door middel van everolimus, een mTOR-remmer, kan een van deze routes worden onderbroken. Het additionele effect van everolimus aan exemestaan is voor postmenopauzale, aromataseremmerresistente patiënten aangetoond in de gemetastaseerde setting en daarvoor ook geïndiceerd. Belangrijkste mogelijke bijwerkingen zijn stomatitis, huiduitslag, infecties, hyperglykemie en pneumonitis. Standaarddosering is 10 mg/ dag, vanaf toxiciteit graad 2 is het raadzaam aanpassing hiervan te overwegen. Gelijktijdig gebruik van medicatie waardoor CYP3A4 wordt beïnvloed, dient te worden vermeden. Vooralsnog zijn er geen goede biomarkers bekend die de werkzaamheid van everolimus kunnen voorspellen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:26–35)

Lees verder