therapie actueel

Veranderende (moleculaire) diagnostiek en behandelmogelijkheden in het licht van de gereviseerde WHO-richtlijnen bij pediatrische hersentumoren

NTVO - 2018, nummer 1, february 2018

dr. J. van der Lugt , dr. S.L.A. Plasschaerts , dr. D.G. van Vuurden , prof. dr. C.M. Zwaan

Samenvatting

Hersentumoren zijn geassocieerd met de hoogste kanker-gerelateerde mortaliteit bij kinderen. Voor veel verschillende pediatrische hersentumoren is de afgelopen decennia nauwelijks progressie geboekt in overleving. Wel is er een enorme vooruitgang in het doorgronden van de biologische mechanismen door middel van genoom-‘sequencing’ en in het in kaart brengen van epigenetische veranderingen. Dit heeft geleid tot nieuwe subcategorieën van bestaande hersentumoren, maar ook tot hele nieuwe entiteiten. De nieuwe gereviseerde WHO-criteria voor hersentumoren van 2016 heeft dan ook voor het eerst moleculaire criteria toegevoegd aan de bestaande histologische diagnosen voor tal van hersentumoren. Dit is waarschijnlijk een opmaat naar steeds meer moleculair gedreven diagnostiek met de hoop behandelschema’s hierop te kunnen aanpassen en precisiemedicatie te kunnen inzetten. In dit artikel worden de veranderingen in de (moleculaire) diagnostiek voor kinderhersentumoren besproken en de mogelijkheden en moeilijkheden die dit oplevert.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:15–23)

Lees verder

Het toevoegen van docetaxel bij primair gemetastaseerd hormoongevoelig prostaatcarcinoom

NTVO - 2017, nummer 7, november 2017

dr. B. Mostert , prof. dr. R. de Wit , dr. M.P.J.K. Lolkema

Samenvatting

Docetaxel geeft bij gemetastaseerd castratieresistent prostaatcarcinoom overlevingswinst, maar ondanks deze en nieuwere behandeling met onder andere cabazitaxel en de anti-androgenen blijft de overleving voor deze mannen teleurstellend. Het vroeger inzetten van docetaxel, in de hormoongevoelige en zelfs de niet-gemetastaseerde setting, is onderzocht in drie gerandomiseerde fase 3-studies. In de twee grootste studies werd een indrukwekkende overlevingswinst van 10 tot 13,6 maanden gezien, de kleinere studie leverde een niet-significante trend in dezelfde richting op. Hiermee verdient docetaxel een plek in de standaardbehandeling van het nieuw gemetastaseerd hormoongevoelig prostaatcarcinoom en dient te worden overwogen bij (kort) voorbehandelde gemetastaseerde en niet-gemetastaseerde ziekte.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:270–4)

Lees verder

‘Therapeutic drug monitoring’ van tamoxifen

NTVO - 2017, nummer 4, june 2017

dr. C.L. Braal , dr. A. Jager , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , dr. S.L.W. Koolen

Samenvatting

Tamoxifen speelt een belangrijke rol bij de behandeling van oestrogeenreceptor-positieve borstkanker. De meest potente metaboliet is endoxifen, dat een 30–100 keer hogere bindingsaffiniteit heeft voor de oestrogeenreceptor dan tamoxifen. In de farmacokinetiek van tamoxifen wordt een grote interindividuele variabiliteit waargenomen. In dit artikel wordt uiteengezet of implementatie van geïndividualiseerde dosering met behulp van ‘therapeutic drug monitoring’ gewenst en wetenschappelijk gerechtvaardigd is in de kliniek.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:146–50)

Lees verder

FOLFIRINOX voor lokaal irresectabel pancreascarcinoom: een systematische review en meta-analyse op individueel patiëntenniveau

NTVO - 2017, nummer 3, may 2017

drs. M. Suker , B.R. Beumer , prof. dr. C.H.J. van Eijck , dr. B. Groot Koerkamp

Samenvatting

Achtergrond: Bij 35% van alle patiënten met pancreascarcinoom is sprake van irresectabele, lokaal irresectabele ziekte ten tijde van diagnose. Meerdere studies hebben het systemische effect van de chemotherapie FOLFIRINOX (fluorouracil, leucovorine, irinotecan en oxaliplatine) onderzocht bij patiënten met lokaal irresectabel pancreascarcinoom. Deze studie richt zich op het evalueren van de effectiviteit van FOLFIRINOX als eerstelijnsbehandeling in deze patiëntenpopulatie.

Methode: Een systematisch literatuuronderzoek is verricht in Embase, MEDLINE (OvidSP), Web of Science, Scopus, PubMed Publisher, Cochrane en Google Scholar voor studies die eerstelijnsbehandeling met FOLFIRINOX hebben gegeven aan patiënten met lokaal irresectabel pancreascarcinoom van 1 juli 1994 tot 2 juli 2015. De primaire uitkomstmaat was algehele overleving. Secundaire uitkomsten waren progressievrije overleving, complicaties graad 3 of 4 en proportie van patiënten die (chemo)radiotherapie of (radicale) resectie ondergingen na FOLFIRINOX. De overlevingsgegevens zijn geëvalueerd door middel van de Kaplan-Meier-methode met individuele patiëntengegevens. Complicaties graad 3 of 4 en de proportie van patiënten die aansluitend aan de FOLFIRINOX (chemo)radiotherapie of resectie ondergingen zijn gepoold in een ‘random-effects’-model.

Resultaten: Dertien studies met 689 patiënten zijn geïncludeerd, van wie 355 (52%) patiënten lokaal irresectabel pancreascarcinoom hadden. Elf studies rapporterend over overlevingsuitkomsten bij 315 patiënten met lokaal irresectabele ziekte waren geschikt voor de meta-analyse op patiëntenniveau. De mediane algehele overleving vanaf de start van FOLFIRINOX reikte van 10,0 maanden tot 32,7 maanden in de studies met een gepoolde meta-analyse op individuele patiëntengegevens een mediane algehele overleving van 24,2 maanden (95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 21,7–26,8). De mediane progressievrije overleving reikte van 3,0 maanden tot 20,4 maanden tussen de studies met een gepoolde metaanalyse en op individuele patiëntengegevens een mediane progressievrije overleving van 15,0 maanden (95%-BI 13,8–16,2). In tien studies met 490 patienten zijn 296 graad 3– of 4-complicaties gerapporteerd (60,4 ‘events’ per 100 patiënten). Geen enkel overlijden is toegeschreven aan de toxiciteit van FOLFIRINOX. De proportie van patiënten die aansluitend aan de FOLFIRINOX (chemo)radiotherapie ondergingen reikte tussen 31% en 100% in de verschillende studies. In acht studies ontvingen 154 (57%) van 271 patiënten (chemo)radiotherapie na de FOLFIRINOX. De gepoolde proportie van patiënten die (chemo)radiotherapie ondergingen was 63,5% (95%-BI 43,381,6; I2 90%). In 12 studies ondergingen 91 (28%) van 325 patiënten een resectie na FOLFIRINOX. De proportie van patiënten die resectie ondergingen voor lokaal irresectabel pancreascarcinoom reikte tussen 0% tot 43%. De proportie radicale resecties reikte tussen 50% en 100%. De gepoolde proportie van patiënten die resectie ondergingen bedroeg 25,9% (95%-BI 20,2–31,9; P 24%), met een gepoolde radicaliteit van 74% in 81 patiënten.

Conclusie: Patiënten met een lokaal irresectabel pancreasccarcinoom behandeld met FOLFIRINOX hebben een mediane overleving van 24,2 maanden. Dit is langer dan gerapporteerd na behandeling met gemcitabine (6–13 maanden). Toekomstige studies zullen moeten onderzoeken of deze veelbelovende resultaten blijven staan in gerandomiseerde studies en zullen ook moeten uitwijzen welke patiënten profijt hebben van aanvullende behandeling na de FOLFIRINOX, hetzij (chemo)radiotherapie dan wel resectie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:101–13)

Lees verder

FOLFIRINOX ook voor lokaal gevorderd pancreascarcinoom?

NTVO - 2017, nummer 3, may 2017

dr. H. Wilmink

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:100)

Lees verder

Minder okselklierdissecties bij borstkankerpatiënten na neoadjuvante systemische therapie door gebruik van PET/CT en de MARI-procedure

NTVO - 2017, nummer 2, march 2017

drs. M.E.M. van der Noordaa , dr. F. van Duijnhoven , prof. dr. M.T.F.D. Vrancken Peeters

Samenvatting

Door ontwikkelingen in (neoadjuvante) systemische therapie wordt in toenemende mate een pathologisch complete respons (pCR) gezien van zowel de primaire tumor als van de axillaire lymfekliermetastasen. De toediening van neoadjuvante systemische therapie (NST) heeft geleid tot meer borstsparende chirurgie, maar over de behandeling van de axilla na NST bij patiënten met axillaire lymfekliermetastasen bestaat tot nu toe weinig consensus. Bij deze patiënten wordt nog regelmatig een okselklierdissectie (OKD) uitgevoerd, ongeacht de respons op NST. Om patiënten te selecteren bij wie een minder invasieve axillaire behandeling mogelijk is, is het van belang de axilla zowel voor als na afloop van NST adequaat te stadiëren. In dit overzichtsartikel wordt een nieuw protocol gepresenteerd voor de behandeling van de axilla bij patiënten met axillaire lymfekliermetastasen. Deze behandeling is gebaseerd op resultaten van de 18F-FDG-positronemissietomografie-computertomografie (PET/CT) voorafgaand aan NST, in combinatie met resultaten van de MARI-procedure (‘Marking Axillary lymph nodes with Radioactive Iodine seeds’) na NST. Tijdens de MARI-procedure wordt voorafgaand aan NST een tumorpositieve axillaire lymfeklier gemarkeerd met een radioactieve jodiumbron (MARI-klier), die na afloop van NST selectief wordt verwijderd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:55–61)

Lees verder

Okselbehandeling van primair klierpositief mammacarcinoom na neoadjuvante systemische therapie: is minder wel veilig?

NTVO - 2017, nummer 2, march 2017

dr. J.M. Simons , dr. L.B. Koppert , dr. T.J.A. van Nijnatten , prof. dr. M.L. Smidt , drs. C.C. van der Pol , dr. E.J.T. Luiten

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:53–4)

Lees verder