therapie actueel

De rol van moleculaire diagnostiek in het identificeren van patiënten die baat hebben bij TRK-remmer-therapie

NTVO - 2020, nummer 7, november 2020

dr. L.C. van Kempen , dr. T. van Wezel , prof. dr. H. Morreau , dr. D. Cohen , prof. dr. W. Timens , prof. dr. S.M. Willems , prof. dr. E. Schuuring

SAMENVATTING

Remmers van neurotrofe receptortyrosinekinase (TRK) fusie-eiwitten hebben een hoge therapeutische activiteit in verschillende solide tumortypen zoals papillair schildkliercarcinoom, longadenocarcinoom, gastrointestinale stromatumoren, astrocytoom, en colorectaal carcinoom. Alleen patiënten met een bewezen genfusieproduct van een NTRK-gen komen in aanmerking voor behandeling met specifieke remmers. Daarmee is de therapie de facto tumortype-agnostisch. De lage frequentie van verschillende fusies van één van de drie NTRK-genen in veelvoorkomende tumoren, maar hoge frequentie in zeldzame tumoren vraagt om een specifieke aanpak voor de routinematige analyse in de moleculaire diagnostiek. Hiervoor zijn verschillende methoden beschikbaar en staat de moleculaire diagnostiek voor een uitdaging om de detectie van NTRK-fusiegenen op een tijd- en kosteneffectieve manier in te voeren. De voor- en nadelen van de verschillende moleculaire technieken worden in dit artikel besproken en een strategie voor NTRK-fusiegenanalyse in de routine moleculaire diagnostiek wordt gepresenteerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:266-73)

Lees verder

De impact van de huidige nieuwe behandelmodaliteiten op de uitkomsten van patiënten met hersenmetastasen van een melanoom: een systematische review

NTVO - 2020, nummer 6, september 2020

M.P. van Opijnen , dr. L. Dirven , dr. I.E.M. Coremans , prof. dr. M.J.B. Taphoorn , dr. H.W. Kapiteijn

SAMENVATTING

De prognose van patiënten met hersenmetastasen van een melanoom (HMM) is nog altijd slecht. Er zijn verschillende behandelmodaliteiten onderzocht in een poging om de behandeling van HMM te verbeteren. Het doel van deze review is om de impact van de huidige nieuwe behandelingen voor HMM op patiënt- en tumorgerelateerde uitkomsten te evalueren. In de elektronische databases PubMed, Embase, Web of Science en Cochrane werd, voor de periode van januari 2010 tot en met 8 januari 2019, naar relevante literatuur gezocht. Originele artikelen gepubliceerd vanaf 2010, die patiënt- en tumorgerelateerde uitkomsten van volwassen HMM-patiënten die waren behandeld met duidelijk gedefinieerde systemische therapie beschreven, werden geïncludeerd. Informatie over de onderzoeksopzet, de onderzochte behandeling en de uitkomsten (zoals totale en progressievrije overleving, lokale controle en controle op afstand, en toxiciteit) werd geëxtraheerd. Er werden 96 geschikte artikelen gevonden, die 95 verschillende onderzoeken beschreven. Een grote verscheidenheid aan behandelmogelijkheden voor HMM werd onderzocht, zowel als monotherapie als gecombineerd. In 71% van de onderzoeken werd gecombineerde therapie onderzocht en dat resulteerde in een langere overleving en betere lokale controle/ controle op afstand dan monotherapie, in het bijzonder de combinaties van bestraling met doelgerichte therapie of immuuntherapie. Daarentegen werden ook vaker neurotoxische bijwerkingen gerapporteerd. Timing bleek een belangrijke determinant te zijn voor de uitkomsten, met de beste resultaten wanneer radiotherapie voor of tijdens de systeemtherapie werd gegeven. De beste therapie om goede tumorcontrole en langere overleving te bereiken lijkt de combinatie van radiotherapie met immuuntherapie of doelgerichte therapie te zijn. Er zijn echter meer gerandomiseerde of prospectieve onderzoeken nodig om solide bewijs te leveren dat de zorg voor patiënten met HMM kan veranderen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:235-42)

Lees verder

Profylactische hersenbestraling bij stadium III niet-kleincellig longcarcinoom

NTVO - 2020, nummer 5, august 2020

drs. W.J.A. Witlox , dr. B.L.T. Ramaekers , dr. V. van der Noort , dr. ir. H. van Tinteren , prof. dr. H.J.M. Groen , prof. dr. M.A. Joore , prof. dr. D.K.M. de Ruysscher

SAMENVATTING

Ongeveer 30% van de patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom ontwikkelt na verloop van tijd hersenmetastasen. Hersenmetastasen kunnen leiden tot neurocognitieve klachten en verlies van kwaliteit van leven. Bovendien kunnen ze een negatieve invloed hebben op de overleving van de patiënt. De resultaten van een meta-analyse op basis van geüpdatete individuele patiëntengegevens uit gerandomiseerde fase 3-onderzoeken lieten zien dat er geen significant overlevingsvoordeel van profylactische hersenbestraling (PCI) is ten opzichte van observatie, maar dat de progressievrije overleving en tijd tot hersenmetastasen wel significant beter zijn in de PCI-groep. Het aandeel patiënten met hoge graad toxiciteit was relatief laag en PCI had geen negatieve invloed op zowel de generieke als de ziektespecifieke kwaliteit van leven. Daarom is PCI mogelijk wel zinvol bij patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom, indien er betere systemische behandelmogelijkheden zijn en de toxische bijwerkingen kunnen worden beperkt.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:196-201)

Lees verder

(Neo)adjuvant ‘checkpoint’-remmers in de behandeling van urogenitale tumoren

NTVO - 2020, nummer 4, june 2020

dr. J.M. de Feijter , dr. J.V. van Thienen , drs. N. van Dijk , dr. M.S. van der Heijden , dr. A.M. Bergman

SAMENVATTING

De ontwikkeling van ‘checkpoint’-remmers als kankertherapie heeft in de afgelopen jaren een grote vlucht genomen. Deze therapieën, die zich richten op het activeren van de T-cel-gemedieerde cytotoxiciteit, zijn effectief gebleken tegen gemetastaseerd blaas- en niercelcarcinoom. Nu de meerwaarde van deze middelen is vastgesteld in het gemetastaseerde stadium, wordt de effectiviteit onderzocht in de (neo)adjuvante setting bij resectabele tumoren. Onderzoeken naar ‘checkpoint’-remmers als monotherapie, als combinatietherapie met een andere ‘checkpoint’-remmer en in combinatie met chemotherapie of tyrosinekinaseremmers zijn op dit moment actief. ‘Checkpoint’-remmers zijn tot dusver nog niet effectief gebleken tegen andere uro-genitale tumoren zoals prostaatcarcinoom en peniscarcinoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:152–9)

Lees verder

Neoadjuvante immuuntherapie bij de behandeling van patiënten met stadium III-melanoom

NTVO - 2020, nummer 3, may 2020

drs. I.L.M. Reijers , drs. E.A. Rozeman , drs. J.M. Versluis , prof. dr. C.U. Blank

SAMENVATTING

De overleving van patiënten met gemetastaseerd melanoom is de afgelopen jaren enorm verbeterd door de introductie van systemische immuun- en doelgerichte therapieën. Nu de meerwaarde van deze middelen is vastgesteld bij patiënten met stadium IV-ziekte en meer recent ook als adjuvante behandeling na chirurgie voor patiënten met stadium III-ziekte, wordt de effectiviteit onderzocht in de neoadjuvante setting. Met name de combinatie van ipilimumab en nivolumab is zeer effectief gebleken. Na twee kuren combinatietherapie bereikt meer dan driekwart van de patiënten een pathologische respons (<50% vitale tumorcellen) en het behalen van een pathologische respons lijkt een goede voorspeller te zijn voor uitkomsten op de langere termijn. Helaas is het aantal recidieven in de subgroep van patiënten die niet goed reageert op neoadjuvante therapie met ipilimumab en nivolumab hoog (ongeveer tweederde van de patiënten). Dit benadrukt het belang van onderzoek naar voorspellende biomarkers voor respons en het testen van nieuwe combinaties van therapieën in de subgroep van patiënten bij wie een slechte respons wordt verwacht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:109–14)

Lees verder

Protonradiotherapie

NTVO - 2020, nummer 2, april 2020

dr. F.J.P. Hoebers , dr. M. Unipan , dr. G. Bosmans , prof. dr. L.J. Boersma

SAMENVATTING

Protonentherapie is een vorm van bestraling die gezonde weefsels nog beter spaart dan de huidige moderne fotonenbestraling en is sinds 2018 in Nederland beschikbaar. Protonentherapie wordt toegepast bij standaardindicaties, waaronder kindertumoren, schedelbasistumoren en oogtumoren. Daarnaast zijn er indicaties volgens de zogenoemde ‘model-based’ benadering, waarbij op basis van een dosisreductie op normale weefsels een vermindering van complicaties wordt verwacht. Hiervoor komen in aanmerking patiënten met hoofd-halstumoren, borstkanker, hersentumoren, longkanker en in de nabije toekomst ook lymfomen en andere tumoren. Voor de ‘model-based’ benadering is er een vergelijking nodig tussen een ‘state-of-the-art’ fotonenplan en een protonenplan. Pas wanneer de dosisreductie op de normale weefsels zich vertaalt in een reductie van complicatiekansen is protonentherapie geindiceerd. In de dagelijkse praktijk zien we dat een klein deel van de patiënten volgens deze methode in aanmerking komt voor deze bestraling. Op deze manier wordt protonen verantwoord ingezet bij alleen die patiënten bij wie een klinisch voordeel wordt verwacht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:70–5)

Lees verder

Maligne melanoom van de vulva: pathogenese, klinisch beeld en behandeling

NTVO - 2020, nummer 1, february 2020

F.L. Boer , dr. H.W. Kapiteijn , dr. M.I.E. van Poelgeest

SAMENVATTING

Het maligne melanoom van de vulva (VMM) is een zeer zeldzame vorm van kanker met een hoge recidiefkans en slechte overleving. Patiënten hebben vaak een verminderde kwaliteit van leven door de ernstige klachten en complicaties na operatieve en systemische therapie. Gezien de klinische en etiologische verschillen met het huidmelanoom en de overeenkomsten met de mucosale melanomen van hoofd, hals en anus wordt VMM als een mucosaal melanoom beschouwd. Leeftijd, Breslow-dikte en lymfeklierbetrokkenheid zijn sterke prognostische factoren voor overleving. Andere factoren, zoals tumordikte en ulceratie, behoeven verder onderzoek. Hoewel Breslow-dikte en AJCC-stadiëring een betere voorspeller zijn voor overleving dan FIGO-stadiëring, is er nog geen consensus over de meest adequate vorm van stadiëring bij VMM. De behandeling van eerste keus is chirurgie door middel van een ruime lokale excisie van het melanoom. Een lymfeklierdissectie is geen standaardbehandeling en het nut van de schildwachtklierprocedure wordt nog onderzocht. De waarde van adjuvante behandeling met immuuntherapie of ‘targeted’ therapie zijn bij VMM nog onvoldoende onderzocht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:25–31)

Lees verder