NTVO - 2019, nummer 6, september 2019
O. Candiff , dr. I. Walraven , dr. P. Berkhout , dr. R. Damhuis , prof. dr. E.F. Smit , dr. J.S.A. Belderbos
Achtergrond: Het behandeladvies voor longkankerpatiënten wordt gevormd tijdens een multidisciplinair overleg (MDO) aan de hand van de expertise van specialisten, richtlijnen en patiënt- en tumorkarakteristieken. Ondanks de beschikbaarheid van een nationale richtlijn, zijn de behandelcriteria voor patiënten met niet-kleincellig longkanker (NSCLC) niet altijd duidelijk. In de praktijk zorgt dit mogelijk voor variatie in het behandelvoorstel naar aanleiding van long- MDO’s. Het doel van dit onderzoek is om de bestaande variatie in behandeladvies binnen de long- MDO’s in Nederland te onderzoeken bij stadium III-IV NSCLC-patiënten. Daarnaast worden de patiënt- en tumorkarakteristieken in kaart gebracht die hierin een belangrijke rol spelen.
Methode: Dit kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd tijdens negen long- MDO’s in ziekenhuizen in Nederland. Drie bestaande patiëntencasus zijn geselecteerd en ingebracht in de long-MDO’s met een verwijsbrief met alle benodigde geanonimiseerde klinische gegevens en beeldvorming. Alle patiënten hadden een goede conditie (WHO 0-1). Van de long-MDO’s zijn audio-opnamen gemaakt. Analyse van de audio-opnamen is gedaan door middel van open en gesloten codeertechnieken.
Resultaten: Eén van de negen onderzochte long-MDO’s is om technische redenen afgevallen. Tijdens de acht overgebleven long-MDO’s zijn 24 behandelvoorstellen geformuleerd waaruit in totaal 11 verschillende behandeladviezen naar voren zijn gekomen. De meeste variatie werd gevonden in het behandeladvies bij een oudere patiënt. De patiëntkarakteristieken ‘fysieke conditie’ en ‘leeftijd’ werden in deze casus significant vaker genoemd ten opzichte van de andere casus en vormden respectievelijk 9,2% en 7,9% van de coderingen.
Conclusie: Er bestaat variatie in het behandeladvies gegeven in long- MDO’s bij stadium III en IV NSCLC-patiënten in Nederland. Een hoge leeftijd en de fysieke conditie van een patiënt lijken een belangrijke reden te zijn om af te wijken van de landelijke richtlijn.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:224–31)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 5, july 2019
drs. S.L. van der Storm , dr. F.C. den Boer
Met complete mesocolische excisie (CME) wordt de primaire tumor gereseceerd met een intacte envelop van het mesocolon, waarin zich het gehele regionale drainagegebied met mogelijke lymfekliermetastasen bevindt. Dit wordt bereikt door een nauwkeurige dissectie tussen de mesocolische en de retroperitoneale fascie. De CME-procedure vereist ook een centrale vasculaire ligatie (CVL) bij de oorsprong van de arteriën om de centrale lymfeklieren te verwijderen en een maximale oogst van regionale lymfeklieren te waarborgen. Vanwege het vóórkomen van skip-metastasering in D3-lymfeklierstations bestaat er een kans op ‘understaging’ met conventionele chirurgie. In dit overzichtsartikel zijn 19 retro- en prospectieve onderzoeken geïncludeerd, waarvan er 10 CME met conventionele chirurgie hebben vergeleken. Er werden geen verschillen in mortaliteit, morbiditeit en functionele klachten geobserveerd tussen CME en conventionele chirurgie. Met CME werd een verbetering gevonden van 9–17% in de vijfjaars- totale overleving en 8–12% in de vijfjaars- ziektevrije overleving. CME met CVL lijkt dus geassocieerd met verbeterde oncologische uitkomsten op lange termijn en is qua morbiditeit en mortaliteit vergelijkbaar met conventionele chirurgie. Door het ontbreken van sterk bewijs zijn echter ‘randomized controlled trials’ noodzakelijk om te bewijzen dat CME werkelijk tot betere langetermijnresultaten leidt.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:176–85)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 5, july 2019
prof. dr. O.M. van Delden , drs. T.A. Labeur , dr. R.B. Takkenberg , dr. H.J. Klümpen
Selectieve inwendige radiotherapie (SIRT) staat de laatste jaren sterk in de belangstelling als mogelijke behandeling voor ‘advanced stage’-HCC en ‘intermediate stage’-HCC. Twee ‘randomized controlled trials’ (RCT’s) waarin SIRT met systemische behandeling wordt vergeleken, laten geen verschil in overleving zien, maar wel een verschil in bijwerkingen in het voordeel van SIRT. De voorlopige resultaten van een RCT waarin SIRT + systemische behandeling wordt vergeleken met systemische behandeling laten evenmin een verschil in overleving zien. Er zijn geen gegevens uit goede RCT’s beschikbaar waarin SIRT met TACE wordt vergeleken voor de behandeling van ‘intermediate stage’-HCC. De toekomstige plaats van SIRT bij de behandeling van HCC zal afhangen van verdere (subgroep)analyses en de ontwikkelingen op het gebied van systemische behandeling.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:186–9)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 4, june 2019
dr. M.A. Hillen , prof. dr. E.M.A. Smets , drs. F.J.S.H. Woei-A-Jin , drs. P.E.A. van Maarschalkerweerd , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , dr. D.W. Sommeijer
Doel:Het aantal second opinions op verzoek van de patiënt lijkt toe te nemen. Een gedegen discussie is nodig over de toegevoegde waarde en goede inrichting van de praktijk rondom second opinions. Daartoe werden de attitudes van medisch oncologen en hematologen ten opzichte van second opinions en hun ideeën ter verbetering van de second opinion-praktijk in kaart gebracht.
Methoden:Kwalitatieve semi-gestructureerde interviews met een gevarieerde steekproef van medisch oncologen en hematologen (n=26) rondom het uitvoeren van en verwijzen voor second opinions. Twee onderzoekers codeerden alle interviews onafhankelijk, waarna de gegevens inductief werd geanalyseerd, zonder vooropgezet theoretisch kader.
Resultaten:Meningen over de medisch toegevoegde waarde van second opinions op verzoek van de patiënt liepen sterk uiteen. Op het psychologische en relationele vlak zagen veel geïnterviewden wel meerwaarde voor de patiënt. Deze meerwaarde woog volgens enkelen op tegen de kosten van second opinions, maar voor anderen niet. Verschillende suggesties werden gedaan om het aantal second opinions terug te brengen, zoals selectie van second opinion-verzoeken vooraf of telefonische consulten.
Discussie:Mogelijkheden om de psychologische en medische opbrengst van second opinions te vergroten en om het aantal onnodige second opinions terug te brengen verdienen nader onderzoek.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:131–8)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 4, june 2019
dr. M. Slingerland
Recentelijk zijn voor een aantal vormen van kanker veelbelovende immuun-‘checkpoint’-remmers beschikbaar gekomen. In 2017 zijn in de Verenigde Staten en Japan respectievelijk de anti-PD1-antilichamen pembrolizumab en nivolumab geregistreerd voor de behandeling van patiënten met chemotherapie-refractair maagcarcinoom. Er zijn veel onderzoeken gaande om te evalueren of immuun-‘checkpoint’-blokkade een rol in de behandeling van maagcarcinoom zou kunnen hebben. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de recente klinische onderzoeken met immuun-‘checkpoint’-remmers voor de behandeling van maagcarcinoom.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:139–43)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 3, may 2019
prof. dr. C.M.L. van Herpen
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:88–9)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 3, may 2019
dr. J.M. van der Zwan , dr. H.G. Blaauwgeers , dr. M.C. van Maaren , drs. V.K.Y. Ho , dr., ir. A.B.G. Kwast
Zeldzame vormen van kanker zijn nauwelijks bekend bij het grote publiek. Toch heeft ongeveer één op de vijf kankerpatiënten in Nederland te maken met een zeldzame vorm van kanker. Omdat het daarbij gaat over veel verschillende diagnoses die elk heel zeldzaam zijn, ziet elk oncologisch centrum slechts weinig patiënten met bijvoorbeeld speekselklierkanker, neusbijholtekanker, galblaaskanker, schildklierkanker of een glioom. De overleving is bij zeldzame vormen van kanker gemiddeld lager dan bij andere typen kanker en hierin is weinig vooruitgang door onder andere een gebrek aan klinisch onderzoek bij deze kleine patiëntgroepen. Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), zorgprofessionals en patiënt vertegenwoordigers (VSOP en NFK) hebben de knelpunten in de zorg rond deze zeldzame vormen van kanker in kaart gebracht. In het rapport ‘Kankerzorg in beeld: zeldzame kanker’ staan tien essentiële aanbevelingen om de vaak slechte prognose van deze groep patiënten te verbeteren. De overleving bij zeldzame kanker kan verbeteren door de patiënt zo snel mogelijk profijt te laten hebben van expertzorg. Dit bereikt men door samenwerking en kennisdeling, en draagt bij aan een tijdige diagnose door snelle herkenning van symptomen, het mogelijk maken van klinisch onderzoek en het verlenen van zorg in gespecialiseerde multidisciplinaire teams.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:90–6)
Lees verder