NTVO - 2013, nummer 3, may 2013
dr. M.M. Garvelink , dr. M.M. ter Kuile , prof. dr. C.G.J.M. Hilders , prof. dr. A.M. Stiggelbout , drs. L.A. Louwé
Door verbeterde behandeltechnieken voor kanker is de overlevingskans van jonge vrouwen met kanker toegenomen en wordt de kwaliteit van leven, en daarmee onder andere de fertiliteit, na behandeling belangrijker. In Nederland probeert men op dit moment de vruchtbaarheid te sparen door cryopreservatie van embryo’s, ovariumweefsel of oöcyten. Cryopreservatie van ovariumweefsel en öocyten is nog experimenteel in Nederland, maar wereldwijd worden steeds meer successen gerapporteerd. De eerste doorgaande zwangerschappen na cryopreservatie en ontdooien van oöcyten zijn ook al in Nederland bereikt; voor de eerste terugplaatsing van ovariumweefsel worden op dit moment voorbereidingen getroffen. Ondanks deze mogelijkheden tot fertiliteitspreservatie is de informatievoorziening hierover nog steeds niet altijd voldoende. Gaandeweg komen er meer initiatieven, zowel internationaal als nationaal, om de informatievoorziening over fertiliteitspreservatie te verbeteren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:97–104)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 2, march 2013
drs. N. Knotter , R. Derksen , dr. M.I. van Berge Henegouwen , prof. dr. J.H.G. Klinkenbijl
Achtergrond: De incidentie van het oesofaguscarcinoom in Nederland is de afgelopen decennia fors gestegen. Uit verschillende studies blijkt een sterk verband tussen het stadium van de ziekte en het voorkomen van hersenmetastasen. Momenteel is er geen preoperatieve screening naar hersenmetastasen bij deze patiëntengroep.
Doel: Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de incidentie van hersenmetastasen bij patiënten die zijn geopereerd aan een oesofaguscarcinoom. Is dit aantal aanleiding genoeg tot het inzetten van preoperatieve diagnostiek naar hersenmetastasen door middel van een computertomografie (CT) van de hersenen of ‘magnetic resonance imaging’ (MRI)?
Methode: In de periode 1993 tot en met 2011 werden in het Academisch Medisch Centrum 1.198 patiënten aan een oesofaguscarcinoom geopereerd. Allen zijn geïncludeerd in een retrospectief cohortonderzoek waarbij is gekeken naar de incidentie van hersenmetastasen en de overleving in de postoperatieve follow-up.
Resultaten: Bij 24 patiënten (2%) werden in de follow-up hersenmetastasen ontdekt. Bij 75% van deze patiënten werd deze diagnose binnen 1 jaar postoperatief gesteld. Totaal zijn 21 patiënten (87,5%) binnen 4 jaar postoperatief overleden.
Conclusie: Gezien het percentage patiënten dat postoperatief overlijdt met hersenmetastasen, die preoperatief onbekend waren, is het de overweging waard preoperatieve diagnostiek te verrichten door middel van een CT-hersenen, dan wel een MRI-scan, bij de groep patiënten die in opzet curatief te behandelen zijn met radiochemotherapie gevolgd door resectie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:48–53)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 2, march 2013
C.M.M. Acosta-van de Griendt , drs. P. van Hagen , dr. A.P. Visser , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven
In Nederland worden jaarlijks bijna 2.300 patiënten met een oesofaguscarcinoom gediagnosticeerd en behandeld. In het Erasmus MC worden per jaar ongeveer 80 oesofagusresecties uitgevoerd bij patiënten met een oesofaguscarcinoom. Het adequaat verstrekken van informatie is cruciaal om angstgevoelens van patiënten te voorkomen en de zelfredzaamheid, therapietrouw en patiënttevredenheid te bevorderen. Wij onderzochten bij 46 patiënten de tevredenheid over de verstrekte informatie en mogelijkheden om de informatieverstrekking te verbeteren. Daarnaast werd nagegaan of er een verband bestaat tussen sociaal-demografische karakteristieken van patiënten en de informatiebehoefte. Het responspercentage bedroeg 74%. Er werd gebruik gemaakt van de EORTC-INFO-26-vragenlijst. Gemiddeld waardeerden de respondenten de tevredenheid over de informatieverstrekking met een score van 57 op een schaal van 1 tot 100. Bijna de helft (43,5%) van de respondenten had meer informatie willen ontvangen, met name over voeding en over het nazorgtraject na een operatie. Patiënten ouder dan 70 jaar beoordeelden de verstrekte informatie beter dan patiënten onder deze leeftijd en gaven niet aan meer informatie te willen krijgen. Er worden voorstellen gedaan ter verbetering van de voorlichting.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:54–60)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 1, february 2013
drs. M. de Jong , dr. S.B. Oei , dr. G. van Tienhoven
Doel: Het evalueren van de rol van herbestraling in combinatie met hyperthermie voor radiatiegeassocieerde sarcomen (RAS) van de thoraxregio, een zeldzame tumor met een slechte prognose.
Patiënten en methoden: Van 2003 tot en met januari 2012 werden 21 patiënten met een RAS behandeld in het Academisch Medisch Centrum en het Instituut Verbeeten met herbestraling en hyperthermie. Bij 17 patiënten werd de behandeling gegeven vanwege irresectabele ziekte. Vier patiënten werden adjuvant behandeld na resectie. Mediaan was het interval tussen bestraling voor de oorspronkelijke maligniteit en het ontstaan van RAS 108 maanden (range 42–212). Histologie was in 86% van de gevallen een angiosarcoom.
Resultaten: De mediane overleving was 19 maanden (range 5–204). Bij 4 patiënten kon de respons niet worden beoordeeld. Bij de overige 17 patiënten was het responspercentage 88% (10 complete remissie, 5 partiële remissie). Vijf van deze patiënten (29%) bleven lokaal ziektevrij tot overlijden (na respectievelijk 5, 7 en 40 maanden) of tot laatste follow-up (35 en 62 maanden).
Conclusie: Herbestraling in combinatie met hyperthermie is een goed uitvoerbare behandeling, met een hoog responspercentage en de mogelijkheid van langdurige lokale controle.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:3–9)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 1, february 2013
prof. dr. P.M. Hoogerbrugge
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:10)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 1, february 2013
drs. K.C.J.M. Kraal , prof. dr. B.L.F. van Eck-Smit , dr. M.M. van Noesel , prof. dr. H.N. Caron , dr. G.A.M. Tytgat
Neuroblastoom (NBL) is de meest voorkomende extra-craniale solide tumor op de kinderleeftijd. Per jaar krijgen ongeveer 20–25 kinderen in Nederland een NBL. De piekincidentie is 0–4 jaar, met een mediane leeftijd van 23 maanden. Het hoogrisico-NBL had tot voor kort een slechte prognose (overleving 30–40%). Met de toevoeging van immuuntherapie aan de hoogrisico-onderhoudsbehandeling is de overleving met 20% gestegen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:11–9)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 8, december 2012
prof. dr. S. Horenblas
Een aantal vernieuwingen markeert de recente ontwikkelingen in de chirurgische behandeling van spierinfiltrerende blaaskanker. Allereerst het bewezen overlevingsvoordeel van neoadjuvante chemotherapie. Ten tweede de opkomst van de minimaal invasieve chirurgie in de vorm van de laparoscopie en de laparoscopische geassisteerde robotoperaties. Hoewel nog niet onomwonden is aangetoond dat hiermee betere resultaten worden geboekt, zijn de voortekenen gunstig. Een andere ontwikkeling is de rol van de lymfeklierdissectie en de kennis van het anatomisch gebied dat moet worden verwijderd. De lymfeklierdissectie kan bij beperkte metastasering een curatieve ingreep zijn. Ten slotte de rol van de centralisatie. Voor het eerst is nu ook in Nederland duidelijk geworden dat ziekenhuizen met een hoog volume betere postoperatieve mortaliteitscijfers hebben dan ziekenhuizen met een laag volume.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:338–43)
Lees verder