overzichtsartikelen

De rol van de matrix en nabpaclitaxel bij pancreascarcinoom

NTVO - 2013, nummer 6, september 2013

dr. D.J. Richel , dr. H. Wilmink

Samenvatting

Het pancreascarcinoom heeft een hoge kankergerelateerde mortaliteit, met een vijfjaarsoverleving van minder dan 5%. De enige curatieve behandeling is chirurgie, maar bij presentatie blijkt minder dan 25% van de patiënten voor operatie in aanmerking te komen. De prognose is slecht en sinds de introductie van gemcitabine meer dan 10 jaar geleden, is er eigenlijk nauwelijks vooruitgang geboekt in de behandeling van het lokaal uitgebreide of gemetastaseerde pancreascarcinoom. Factoren die een belangrijke rol spelen bij deze chemotherapieresistentie zijn het desmoplastische stroma dat de pancreaskankercellen omringt en de geringe vascularisatie van de tumor, waardoor in de tumor geen optimale cytotoxische concentraties van chemotherapie kunnen worden bereikt. Bovendien zijn er steeds meer aanwijzingen dat het tumorstroma niet alleen een mechanische barrière vormt, maar ook een dynamisch compartiment is dat een rol speelt bij tumorvorming, progressie en metastasering van de ziekte. Door nu de behandeling te richten op dit stroma, zou mogelijk de effectiviteit van de cytotoxische behandelingen kunnen worden verbeterd. Op dit moment zijn er verschillende op dit stroma gerichte middelen in klinische ontwikkeling. Een hiervan is nab-paclitaxel (Abraxane®), een aan albumine gebonden formulering van paclitaxel. Nab-paclitaxel bindt aan het extracellulaire matrixeiwit SPARC, wat in verhoogde mate tot expressie komt in het stroma van pancreascarcinomen. Preklinische studies hebben aangetoond dat gelijktijdige behandeling met nab-paclitaxel en gemcitabine resulteert in afname van het stroma van de tumor, een verhoogde tumorvascularisatie en een verhoogde intratumorale gemcitabine-concentratie met uiteindelijk toegenomen tumorregressie in vergelijking met behandeling met beide middelen afzonderlijk. Bewijs voor dit preklinische synergistische effect van nabpaclitaxel en gemcitabine wordt ook gezien in klinische studies.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:226–31)

Lees verder

PET-beeldvorming in geneesmiddelenonderzoek

NTVO - 2013, nummer 5, august 2013

prof. dr. G.A.M.S. van Dongen , dr. O.S. Hoekstra , prof. dr. A.A. Lammertsma , dr. D.J. Vugts , dr. N.H. Hendrikse , dr. A.D. Windhorst

Samenvatting

Het afgelopen decennium zijn er vele geneesmiddelen beschikbaar gekomen voor tumorselectieve behandeling (‘targeted drugs’), waarvan monoklonale antilichamen en tyrosinekinaseremmers het meest in het oog springen. Hoewel deze geneesmiddelen een zekere klinische effectiviteit hebben, moet worden geconstateerd dat een beperkt aantal patiënten baat heeft bij deze behandeling en dat inzicht in het ‘targeting’ gedrag van deze middelen in het lichaam vrijwel volledig ontbreekt. Bovendien behoren ‘targeted drugs’ tot de categorie van ‘dure geneesmiddelen’ en hierover zijn recentelijk maatschappelijke discussies ontstaan met betrekking tot beschikbaarheid en vergoeding. In dit artikel bespreken we dilemma’s en uitdagingen in de huidige geneesmiddelenontwikkeling en leggen we uit hoe positronemissietomografie kan worden gebruikt om medicijnen in het lichaam af te beelden en te volgen. Eerste klinische bevindingen worden beschreven en het wordt aangegeven waarom de techniek in de nabije toekomt een steeds belangrijkere rol kan gaan spelen bij geneesmiddelenontwikkeling en patiëntselectie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:175–82)

Lees verder

De rol van de physician assistant op de afdeling Radiotherapie

NTVO - 2013, nummer 5, august 2013

M. Kwint , B. Doodeman , dr. J.S.A. Belderbos , prof. dr. M. Verheij

Samenvatting

In 2000 is het beroep van physician assistant (PA) geïntroduceerd in de Nederlandse gezondheidszorg. Sindsdien zijn extramuraal en intramuraal steeds meer PA’s werkzaam op verschillende afdelingen. Sinds 2003 houdt het kabinet zich bezig met taakherschikking in de zorg. Binnen deze taakherschikking speelt de positie van de PA een belangrijke rol. Maar in de praktijk blijkt de PA nog een betrekkelijk onbekende beroepsgroep.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:183–8)

Lees verder

Salvagechemotherapie bij het recidief en refractair testiscarcinoom: conventionele chemotherapie of hogedosischemotherapie?

NTVO - 2013, nummer 4, june 2013

dr. J. Jacobse , dr. J.V. van Thienen , dr. J.M. Kerst

Samenvatting

Testiscarcinoom is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen tussen 20 en 35 jaar. De mortaliteit van deze ziekte is laag en de vijfjaarsoverleving van 95% kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de hoge chemosensitiviteit van het testiscarcinoom. De hoeksteen van de chemotherapeutische behandeling van seminomen en nonseminomen is platinum-bevattende chemotherapie. Alhoewel de meeste patiënten langdurige complete remissie bereiken met eerstelijnsbehandeling, is er een klein percentage van de testiscarcinomen dat recidiveert of refractair blijkt na eerstelijnschemotherapie. De zogenoemde salvagechemotherapie kan voor deze groep patiënten uitkomst bieden. De afgelopen decennia is uitgebreid onderzoek gedaan naar salvagechemotherapie voor het recidief en refractair testiscarcinoom. Tot nu toe is er onvoldoende bewijs voor een standaard chemotherapeutische behandeling van deze tumoren. Zowel conventionele dosis (CDCT), als hogedosischemotherapie (HDCT) in combinatie met autologe stamceltransplantatie (ASCT) worden toegepast in de praktijk. In een recente studie is een prognostisch model ontwikkeld om hopelijk in de toekomst te kunnen bepalen welke groep patiënten baat heeft bij een behandeling met CDCT of HDCT in combinatie met ASCT. Een geplande trans-Atlantische studie probeert het vraagstuk van de optimale behandeling voor het recidief en refractaire testiscarcinoom te beantwoorden.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013 2013;10:133–9)

Lees verder

De rol van bevacizumab bij het epitheliaal ovariumcarcinoom

NTVO - 2013, nummer 4, june 2013

dr. P.O. Witteveen , dr. Q. van Rossum-Schornagel

Samenvatting

De behandeling van het gevorderd ovariumcarcinoom bestaat primair uit de combinatie van chirurgie en toediening van combinatiechemotherapie. Bij de behandeling van het recidief ovariumcarcinoom wordt onderscheid gemaakt in wel of niet nog gevoelig zijn voor platinum-herbehandeling, afhankelijk van het therapievrije interval. Een van de nieuwe ontwikkelingen betreft de toediening van bevacizumab, toegevoegd aan de genoemde behandeling. Naar aanleiding van recente publicaties lijkt de toediening van bevacizumab bij de behandeling van het recidief vooralsnog de aangewezen toepassing. De publicatie van de Aurelia-studie en de overlevingsuitkomsten van ICON-7 en OCEANS dienen echter te worden afgewacht, alvorens dit standpunt definitief kan worden. De Commissie Beoordeling Oncologische Middelen heeft de toepassing van bevacizumab nog niet beoordeeld.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:141–6)

Lees verder

MRI-gestuurde radiotherapie voor cervixcarcinoom: grote vooruitgang in effectiviteit bij vermindering van bijwerkingen

NTVO - 2013, nummer 3, may 2013

prof. dr. C.L. Creutzberg

 

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:87–8)

Lees verder

MRI-gestuurde radiotherapie bij de behandeling van baarmoederhalskanker

NTVO - 2013, nummer 3, may 2013

dr. C.N. Nomden BHS., dr. I.M. Jürgenliemk-Schulz , dr. A.A.C. de Leeuw , dr. J.H.A. Tersteeg , dr. M.A. Moerland , dr. J.M. Roesink

Samenvatting

De komst van ‘magnetic resonance imaging‘ (MRI) heeft een grote impact op de radiotherapie bij patiënten met cervixcarcinoom. Tumor, cervix en omliggende organen zijn duidelijk te onderscheiden door het sterke wekedelencontrast, waardoor het doelvolume en de kritieke organen nauwkeurig kunnen worden gedefinieerd. Door meerdere MRI-scans te maken tijdens de bestralingen kunnen deformaties van de cervix en uterus door veranderende vulling van blaas en rectum, evenals regressie van de tumor, worden geanalyseerd. Door analyse van deze MRI-scans is het mogelijk om marges rondom het doelvolume voor de uitwendige bestraling te bepalen.

Ook voor brachytherapie is de impact van MRI groot. Door kennis van de locatie en uitbreiding van tumor en cervix kan de dosis gerichter worden afgegeven. Hoge targetdoses kunnen worden bereikt, terwijl sparing van de omliggende organen meestal mogelijk is. De hogere dosis leidt tot een hoge lokale controle waardoor de focus nu ligt op het verbeteren van regionale controle, overleving en het verminderen van bijwerkingen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:89–95)

Lees verder