NTVO - 2014, nummer 7, november 2014
dr. B.A.W. Hoeben , dr. J. Bussink , dr. E.G.C. Troost , prof. dr. W.J.G. Oyen , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders
De toepassing van moleculaire beeldvormingstechnieken zoals positronemissietomografie (PET) voor de selectie van behandeling en radiotherapieplanning bij hoofd-halscarcinomen kan verscheidene doelen dienen. PET voor aanvang van de behandeling kan beslissingen rond radiotherapieschema’s of gelijktijdige systeemtherapie beïnvloeden. Ook kan de ruimtelijke informatie over biologische processen in de tumor radiotherapieplanning met een heterogene dosisdistributie mogelijk maken door co-registratie met planning-CT-scans; er kan een dosisescalatie worden gepland op meer resistente tumorgebieden. Verder kan PET worden gebruikt om therapiegeïnduceerde veranderingen in deze tumorprocessen te evalueren. Daarmee kunnen al vroeg tijdens de behandeling ‘responders’ van ‘non-responders’ worden onderscheiden en kan een adequate aanpassing van de therapie plaatsvinden. Kleine, vaak ‘single-center’, studies laten veelbelovende resultaten zien ten aanzien van (adaptieve) radiotherapieplanning gebaseerd op PET-scans met het veelgebruikte 18F-FDG of andere PET-tracers voor bekende resistentiemechanismen als hypoxie en tumorcelrepopulatie. Verdere validatie voor het routinematige gebruik hiervan in multicentrumstudies is echter nodig.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:261–7)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 7, november 2014
drs. G.H.N.M. Duijsens , drs. L.M. van Roozendaal , drs. R-J. Schipper , E.H.M. Paiman , prof. dr. S. Siesling , prof. dr. R.M. Pijnappel , dr. M.B.I. Lobbes , prof. dr. M.L. Smidt
Achtergrond: Meerdere gerandomiseerde studies, waaronder de Nederlandse BOOG 2013–08-studie, zijn opgezet om te onderzoeken of de schildwachtklierprocedure veilig achterwege kan worden gelaten bij klinisch T1–2N0-mammacarcinoompatiënten behandeld met borstsparende therapie. In Nederland bestaat preoperatieve lymfeklierstadiëring uit lichamelijk onderzoek en echografie van de axilla. Het doel van deze studie is te onderzoeken of de axillaire echografie uitgevoerd in Nederland accuraat is in het uitsluiten van uitgebreide lymfekliermetastasering bij mammacarcinoompatiënten die voldoen aan de BOOG 2013–08-criteria.
Methode: Vrouwen gediagnosticeerd tussen 2011 en 2012 met een klinisch T1–2N0-mammacarcinoom en primair behandeld met borstsparende therapie in een Nederlands centrum werden geselecteerd uit de Nederlandse Kankerregistratie. Gegevens en centra werden geanonimiseerd. De negatief voorspellende waarde voor het echografisch uitsluiten van uitgebreide lymfekliermetastasering (pN2–3) werd berekend voor ieder centrum afzonderlijk en voor alle centra samen.
Resultaten: In totaal werden 12.113 patiënten geïncludeerd uit 90 Nederlandse centra, met gemiddeld 135 patiënten per centrum. In totaal hadden 208 patiënten (1,7%) als definitieve uitslag een pN2–3-status. Voor de totale groep resulteerde dit in een negatief voorspellende waarde van 98,3% voor het uitsluiten van pN2–3 na negatieve axillaire echografie.
Conclusie: Deze Nederlandse cohortstudie laat zien dat met een negatieve axillaire echografie uitgebreide lymfekliermetastasering betrouwbaar kan worden uitgesloten bij borstsparend behandelde patiënten. Met de huidige lymfeklierstadiëring in Nederland kunnen patiënten daarom accuraat worden geselecteerd voor de BOOG 2013–08-studie die onderzoekt of de schildwachtklierprocedure veilig achterwege kan worden gelaten bij patiënten behandeld met borstsparende therapie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:268–73)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 6, september 2014
dr. D.A. Heuveling , prof. dr. G.A.M.S. van Dongen , prof. dr. R. de Bree
De schildwachtklierprocedure wordt sinds enkele jaren toegepast bij de diagnostiek van mondholtetumoren in een vroeg stadium. De resultaten zijn over het algemeen goed, maar er is nog ruimte voor verbeteringen. De procedure bestaat uit 3 pijlers: preoperatieve identificatie van de schildwachtklier, excisie van de schildwachtklier en uitgebreide histopathologische analyse van de schildwachtklier. Genoemde pijlers worden beschreven in dit overzichtsartikel, evenals de daarbij behorende beperkingen en mogelijkheden tot verbetering van de procedure.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:224–30)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 6, september 2014
drs. D. Henneman , drs. M. ten Berge , dr. C.G. Verhoef , M. Ploegmakers , dr. J. Bussink , drs. C. Tissing-Tan , dr. E. Vonk , drs. A. van der Wel , prof. dr. M. Verheij , dr., ir. A. Dekker , dr. J.S.A. Belderbos
De Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) heeft een klinische audit opgezet voor de registratie van bestralingsbehandelingen van patiënten met longkanker. Met dit nationale initiatief om de behandelingsresultaten van patiënten met longkanker inzichtelijk te maken, kunnen veiligheid en effectiviteit van de bestralingsbehandeling worden gemonitord. Dit zal naar verwachting leiden tot een verbetering van de zorg voor patiënten met longkanker en helpen om ‘evidence-based’ richtlijnen snel landelijk te kunnen implementeren. In dit artikel wordt het proces van ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren en de dataset besproken. Aan de hand van de resultaten van 6 pilotcentra wordt weergegeven wat te verwachten is van de landelijke audit.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:231–8)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 5, august 2014
dr. S. Keereweer , prof. dr. C.W.G.M. Lowik , dr. A.L. Vahmeijer , prof. dr. R.J. Baatenburg de Jong
Voorafgaand aan een oncologische operatie heeft de oncoloog vele beeldvormende technieken tot zijn beschikking om de uitgebreidheid van een tumor in kaart te brengen. Tijdens de operatie is de chirurg bij het bepalen van de resectiemarge echter aangewezen op het visuele en palpatoire aspect van de tumor. Fluorescente beeldvorming is een nieuwe techniek waarbij tumorspecifieke fluorescente stoffen bij patiënten worden geïnjecteerd die met speciale camerasystemen tijdens de operatie zichtbaar kunnen worden gemaakt. Op die manier kan beter onderscheid worden gemaakt tussen gezond en aangedaan weefsel, wat uiteindelijk kan leiden tot snellere, betere en goedkopere oncologische gezondheidszorg. In dit artikel wordt een overzicht gepresenteerd van de mogelijkheden en de te verwachten ontwikkelingen van fluorescentiegeleide chirurgie voor de dagelijkse praktijk van de oncologisch chirurg.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:182–6)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 5, august 2014
prof. dr. M.V. Huisman , prof. dr. G.H. de Bock , dr. G. Ugolini , dr. I. Montroni , dr. J. Spiliotis , drs. C. Stabilini , drs. N. de Liguori Carino , drs. E. Farinella , prof. dr. R.A. Audisio , prof. dr. B.L. van Leeuwen
Vanwege de vergrijzing en de daarmee toenemende incidentie van kanker groeit de groep onco-geriatrische patiënten snel. Deels betreft dit een kwetsbare groep met een verhoogde kans op postoperatieve complicaties. Het is belangrijk om preoperatief te kunnen vaststellen wie kwetsbaar is voor het ontwikkelen van deze complicaties, om zo eventuele interventies ter preventie te kunnen inzetten. De ‘geriatric assessment’ (GA) wordt gebruikt om ouderen te evalueren om zo gebieden van kwetsbaarheid te detecteren. Het is een tijdrovend instrument. Daarom worden korte screeningsmethoden gezocht waarmee deze kwetsbare patiënten preoperatief kunnen worden geïdentificeerd. In dit onderzoek werden de ‘timed up-and-go’ (TUG) en de ‘American Society of Anesthesiology’ (ASA)-classificatie onderzocht als voorspellers van ernstige postoperatieve complicaties binnen 30 dagen, waaronder mortaliteit, bij patiënten van 70 jaar en ouder met de verdenking op een maligniteit. De TUG, een korte test om mobiliteit, spierkracht en coördinatie te testen, bleek het risico op ernstige postoperatieve complicaties binnen 30 dagen te kunnen voorspellen (TUG >20 seconden: absoluut risico 52,1% en oddsratio 5,21). De ASA-classificatie, die oorspronkelijk wordt gebruikt om preoperatief de fysieke toestand van een patiënt te classificeren, was minder overtuigend voorspellend voor ernstige postoperatieve complicaties (ASA ≥3: absoluut risico 27,2% en oddsratio 2,51). Het risico op 30-dagen-mortaliteit kon niet worden voorspeld door de TUG of ASA-classificatie. Het gebruik van de TUG in de dagelijkse praktijk lijkt mogelijk een goede strategie om onco-geriatrische patiënten met een verhoogd complicatierisico te identificeren, zodat bij deze patiënten een GA kan worden afgenomen en gericht preoperatieve interventies kunnen worden ingezet.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:187–94)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 4, june 2014
dr. F.M. de Man , drs. F. Piran , D.H.S. Brundel , prof. dr. C. Neef , dr. T. van Gelder , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , prof. dr. D.M. Burger , prof. dr. F.G.A. Jansman , dr. R.W.F. van Leeuwen
Achtergrond: Potentiële geneesmiddelinteracties (PGI’s) komen veelvuldig voor bij kankerpatiënten, maar zijn tot op heden onvoldoende gekwantificeerd bij patiënten met orale antikankerbehandeling. In dit onderzoek wordt de prevalentie en ernst van PGI’s bij poliklinische patiënten behandeld met orale antikankermiddelen beschreven.
Methode: In 3 Nederlandse ziekenhuizen zijn via het elektronische medicatievoorschrijfsysteem alle patiënten met orale antikankermedicatie geselecteerd. PGI’s werden met behulp van elektronische en additionele handmatige screeningsmethoden geïdentificeerd. De interacties werden geclassificeerd naar mate van ernst en wetenschappelijk bewijs.
Resultaten: Bij 898 geïncludeerde patiënten werden bij 426 patiënten (46%; 95%-betrouwbaarheidsinterval 42–50%) in totaal 1.359 PGI’s gevonden. Bij 143 patiënten (16%) werd een ernstige PGI gevonden. Coumarines en opioïden waren het meest betrokken bij PGI’s. In de meerderheid van de gevallen was er sprake van een interactie met betrekking tot het centrale zenuwstelsel, maag-darmtoxiciteit of QTc-verlenging op het elektrocardiogram.
Conclusie: PGI’s komen veel voor bij kankerpatiënten met orale antikankertherapie. Artsen en apothekers moeten zich bewust zijn van deze mogelijke interacties.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:133–40)
Lees verder