overzichtsartikelen

De kwaliteit van de radiotherapeutische zorg in Nederland: ervaringen van patiënten

NTVO - 2017, nummer 1, february 2017

C. Zuizewind , dr. M. Hendriks , M. Ploegmakers , dr. B. van Triest

Samenvatting

Inleiding: Patiënten zijn ervaringsdeskundigen als het gaat om het proces van de zorgverlening. Hun ervaringen, wensen en prioriteiten kunnen een waardevolle informatiebron zijn voor radiotherapiecentra en het kwaliteitsbeleid voor radiotherapie in het algemeen. Dit artikel geeft een antwoord op de vragen: 1) hoe ervaren patiënten de radiotherapeutische zorg in Nederland?, 2) zijn er verschillen in de ervaren kwaliteit van de radiotherapeutische zorg afhankelijk van patiëntkenmerken of tussen radiotherapeutische centra? en 3) welke kwaliteitsaspecten van de radiotherapeutische zorg zijn volgens patiënten het meest aan verbetering toe?

Methode: Patiënten uit 17 radiotherapiecentra in Nederland vulden de CQ-index Radiotherapie in. Dit zijn twee vragenlijsten: één over de ervaringen van patiënten met de radiotherapeutische zorg en één over hoe belangrijk ze verschillende kwaliteitsaspecten vinden.

Resultaten: In totaal vulden 1.960 patiënten de vragenlijst over ervaringen in (respons 69,5%). Het gemiddelde algemene oordeel dat patiënten gaven aan de radiotherapeutische zorg was een 9,1 (schaal 0–10). Patiënten hadden erg positieve ervaringen met alle kwaliteitsaspecten, maar waren net wat minder positief over de informatievoorziening en communicatie, en de afronding van de behandeling en nazorg. De ervaringen van patiënten verschilden afhankelijk van het aantal bestralingssessies, doel van de behandeling (curatief versus palliatief) en tussen radiotherapeutische centra. Maar deze verschillen waren klein.

Discussie: De kwaliteit van de radiotherapeutische zorg, gezien door de ogen van de patiënt, is goed tot zeer goed te noemen. Dit onderzoek geeft inzicht in de manier waarop patiënten de radiotherapeutische zorg in Nederland ervaren en biedt aanknopingspunten voor verbetertrajecten en het formuleren van kwaliteitsbeleid.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:14–23)

Lees verder

Screenen op hepatitis-B-virusinfectie voorafgaand aan start van immuunsuppressieve therapie: niet denken maar doen!

NTVO - 2016, nummer 8, december 2016

dr. A.H.C. van Roon , dr. C.M. den Hoed , prof. dr. R.A. de Man

Samenvatting

Door de introductie van immuunsuppressieve therapie is het risico op een hepatitis-B-virus (HBV)-reactivatie sterk toegenomen. Het niet onderkennen van een chronische of doorgemaakte HBV-infectie kan daarmee tot ernstige morbiditeit en zelfs mortaliteit leiden. In dit artikel wijzen wij op het belang van serologisch screenen op de aanwezigheid van HBV-markers vóór aanvang van immuunsuppressieve therapie (met HBsAg-, anti- HBc- en HBV-DNA-concentratiebepaling). Op basis van de a-priorikans op HBV-reactivatie ten gevolge van het soort immuunsuppressieve therapie kan een indeling worden gemaakt: indien het uitgangsrisico op HBVreactivatie gemiddeld (1–10%) of hoog (>10%) is, pleiten wij voor het screenen en, indien er sprake blijkt te zijn van een chronische of doorgemaakte HBV-infecctie, te starten met profylactische antivirale therapie. Indien een behandeling wordt gestart met een laagrisico- immuunsuppressief medicijn (kans op HBV-reactivatie <1%) wordt aanbevolen het profylactisch testen achterwege te laten en dit slechts te doen op basis van een individuele afweging van risicofactoren, zoals land van geboorte of de aanwezigheid van HBV in de familie.

(Ned Tijdschr Oncol 2016;13:264–71)

Lees verder

De invloed van cola op de absorptie van erlotinib bij patiënten met een niet-kleincellig longcarcinoom

NTVO - 2016, nummer 7, november 2016

drs. N.S. IJzerman , drs. K.G.A.M. Hussaarts , drs. R. Peric , drs. E. Kienhuis , ing. P. de Bruijn , dr. K.H. van der Leest , drs. H. Codrington , dr. J.S. Kloover , dr. B. van der Holt , prof. dr. J.G.J.V. Aerts , dr. T. van Gelder , dr. R.W.F. van Leeuwen , prof. dr. R.H.J. Mathijssen

Samenvatting

Doel: De biologische beschikbaarheid van erlotinib is afhankelijk van de pH in de maag. Wanneer erlotinib gelijktijdig wordt gebruikt met een protonpompremmer (PPI), dan stijgt de pH in de maag, waardoor de oplosbaarheid en hiermee de biologische beschikbaarheid van erlotinib daalt. In deze studie onderzochten we of deze geneesmiddeleninteractie omzeild kan worden door erlotinib in te nemen met het zure drankje cola. Tevens zijn de effecten van cola op de biologische beschikbaarheid van erlotinib bij patiënten zonder PPI onderzocht.

Patiënt en methode: Dit is een gerandomiseerde, ‘cross-over’, farmacokinetische studie bij patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Wij hebben de intra-patiëntverschillen in absorptie (oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdcurve [AUC0-12uur]) bestudeerd na een 7-daagse periode van inname van erlotinib met cola, ten opzichte van inname van erlotinib met water bij patiënten met en zonder gelijktijdig gebruik van esomeprazol. Op dag 7 en 14 werden patiënten gedurende 24 uur opgenomen in het ziekenhuis voor farmacokinetische bloedafnames.

Resultaten: Achtentwintig evalueerbare patiënten zijn geïncludeerd in de analyse. In de groep patiënten die zowel erlotinib als esomeprazol gebruikte, nam de AUC0–12uur toe met 39% (van -12% tot 136%; p= 0,004). Bij patiënten die alleen erlotinib gebruikten was de geneesmiddel-AUC daarentegen minimaal verhoogd na inname met cola (9%; van -10% tot +30%; p=0,03).

Conclusie: Inname met cola leidde tot een klinisch relevante en statistisch significante verhoging van de biologische beschikbaarheid van erlotinib bij gelijktijdige behandeling met esomeprazol. Bij patiënten die niet gelijktijdig werden behandeld met een PPI is het effect marginaal. Deze bevindingen kunnen worden gebruikt om het beleid omtrent de geneesmiddelinteractie tussen PPI’s en erlotinib te optimaliseren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:227–34)

Lees verder

Centralisatie van mesothelioomzorg; een survey onder Nederlandse en Vlaamse longartsen

NTVO - 2016, nummer 7, november 2016

Dr. R. Cornelissen , dr. J.P. van Meerbeeck

Samenvatting

Centralisatie van zorg is een actueel onderwerp in de zorg. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een hogere ‘case-load’ per centrum tot betere resultaten leidt. Met name voor minder frequente aandoeningen lijkt deze aanname intuïtief te zijn. De frequentie van het maligne (pleurale) mesothelioom is dermate laag, dat er van een ‘orphan disease’ wordt gesproken. Wij hebben een survey uitgevoerd onder de Nederlandse en Vlaamse longartsen die aanwezig waren op twee recente nascholingencolloquia in Nederland en Vlaanderen met als doel te inventariseren wat de ‘case-load’ van het mesothelioom per longarts was. Hieruit blijkt dat 99% van de longartsen minder dan 20 nieuwe mesothelioompatiënten per jaar ziet, een getal dat in verschillende normeringscijfers als norm wordt gesteld bij longkanker.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:235–9)

Lees verder

Tyrosinekinaseremmers voor gevorderd schildkliercarcinoom: de klinische praktijk

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

dr. S.F. Oosting , prof. dr. T.P. Links

(Ned Tijdschr Oncol 2016;13:190–1)

Lees verder

Overzicht van de behandelingsmogelijkheden van het gevorderd schildkliercarcinoom

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

drs. T.C. Schneider , prof. dr. H. Morreau , dr. E.P. Corssmit , dr. H.W. Kapiteijn

Samenvatting

Schildklierkanker vormt het grootste deel van de endocriene maligniteiten en heeft de afgelopen jaren wereldwijd een stijgende incidentie laten zien. Door de toenemende kennis van de biologische basis die ten grondslag ligt aan het ontstaan van het schildkliercarcinoom zijn er de afgelopen jaren meerdere aangrijpingspunten geïdentificeerd. Door de relatieve zeldzaamheid van deze maligniteit, de goede prognose van het merendeel van deze tumoren en het beperkte bewijs van de verschillende therapeutische mogelijkheden, is er echter een grote diversiteit aan behandelplannen. In dit overzichtsartikel beschrijven we de verschillende behandel(ings)mogelijkheden van het gevorderde schildkliercarcinoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:192–9)

Lees verder

68Ga-PSMA-PET-CT is veelbelovend in diagnostiek en behandeling van prostaatkanker

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

dr. J.P.A. van Basten

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:200–1)

Lees verder