NTVO - 2018, nummer 1, february 2018
dr. S. Wilgenhof , prof. dr. J.B.A.G. Haanen
Immuuntherapie in de vorm van checkpoint-remmers is vandaag de dag reeds standaardbehandeling bij meerdere tumortypen. De belangstelling voor deze nieuwe behandelingen en het aantal verdere onderzoeken en studies is nog nooit zo groot geweest. De nieuwste ontwikkelingen zijn het succesvol gebruik van anti-PD-1/L1-behandelingen in de adjuvante setting bij hoogrisicomelanoom en na chemoradiatie bij stadium III niet-kleincellig longcarcinoom, alsook de combinatie immuuntherapie als eerstelijnsbehandeling bij intermediair of hoogrisico gemetastaseerd niercelcarcinoom. De noodzaak voor voorspellende biomarkers blijft echter nog steeds hoog.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:3–8)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 1, february 2018
dr. P.L. den Exter , drs. T. van der Hulle , dr. F.A. Klok , prof. dr. M.V. Huisman
Veneuze trombo-embolie (VTE) is een frequent voorkomende complicatie bij patiënten met kanker. De oorzaak voor de tromboseneiging bij kankerpatiënten is multifactorieel, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor specifiek door tumorcellen geïnduceerde activatie van de stolling. De behandeling van VTE in de oncologische populatie wordt bemoeilijkt door een sterk verhoogde recidiefkans als ook een hoog risico op bloedingscomplicaties van de antistollingsbehandeling, in vergelijking met de algemene populatie. Klinische studies hebben uitgewezen dat bij patiënten met kanker laagmoleculairgewichtheparines (LMWH) effectiever zijn in de preventie van recidief-VTE dan behandeling met vitamine-K-antagonisten. De langdurige noodzaak tot subcutane injecties, dat frequent wordt gecompliceerd door lokale spuitinfiltraten, vormt echter een belangrijk nadeel van deze behandeling. De nieuwe generatie directe orale anticoagulantia (DOAC’s), die geen noodzaak tot monitoring kennen en in vaste dosering kunnen worden voorgeschreven, vormen daarom een aantrekkelijk alternatief. Kankerpatiënten zijn echter ondervertegenwoordigd in de tot nu toe uitgevoerde studies die de effectiviteit en veiligheid van DOAC’s hebben onderzocht. Bovendien werd in deze studies geen vergelijking met LMWH gemaakt. De resultaten van studies naar DOAC’s die in de kankerpopulatie worden uitgevoerd, dienen daarom te worden afgewacht voordat deze therapie als alternatief voor LMWH kan worden toegevoegd aan de behandeling van kanker-gerelateerde VTE.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:9–14)
Lees verderNTVO - 2017, nummer 8, december 2017
drs. E.W. Bouman-Wammes , dr. J.M.H. de Klerk , prof. dr. H.J. Bloemendal , dr. J.M. van Dodewaard , dr. R. Lange , dr. R. ter Heine , prof. dr. H.M.W. Verheul , dr. A.J.M. van den Eertwegh
Voor patiënten met ossale metastasen van een castratieresistent prostaatcarcinoom (CRPC) is behandeling met een radiofarmacon een relevante behandelmogelijkheid, zowel ter palliatie van botpijn als ter verbetering van de overlevingsduur. In dit overzichtsartikel bespreken wij de verschillende radiofarmaca en hun effectiviteit als monotherapie of in combinatie met chemotherapie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:296–301)
Lees verderNTVO - 2017, nummer 8, december 2017
drs. D.L. van der Velden , drs. L.R. Hoes , drs. H. van der Wijngaart , prof. dr. E.E. Voest , prof. dr. H.M.W. Verheul , prof. dr. A.J. Gelderblom
Door toenemend gebruik van tumor-’sequencing’ kunnen nieuwe patiëntensubgroepen worden geidentificeerd die mogelijk baat hebben bij bestaande doelgerichte medicatie. Via de DRUP krijgen deze patiënten toegang tot zulke medicatie, op basis van hun moleculair tumorprofiel en met inachtneming van het histologische tumortype, én wordt systematisch in kaart gebracht wat de effectiviteit en toxiciteit is bij inzet buiten de geregistreerde indicatie. De studie bestaat uit meerdere parallelle cohorten met per cohort een ‘Simon-like II-stage design’ voor effectiviteitsanalyse.1,2 Sinds studiestart op 1 september 2016 zijn ruim 80 patiënten gestart met studiebehandeling in een van de 26 cohorten die tot nu toe zijn geopend, waarvan er reeds meerdere mogen uitbreiden naar stage II. De studie helpt hiermee het gebruik van bestaande medicijnen te optimaliseren en nieuwe bevindingen versneld bij de patiënt te brengen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:302–7)
Lees verderNTVO - 2017, nummer 8, december 2017
T. Geukens BMSc., drs. J. Verheezen
Al sinds het begin van de jaren 30 van de vorige eeuw is een associatie tussen alvleesklierkanker en depressie opgemerkt. De prevalentie van een depressie is hoger bij patiënten met alvleesklierkanker dan bij patiënten met andere neoplasma’s in het abdomen en vaak gaan psychiatrische symptomen vooraf aan somatische symptomen. Ondanks verder onderzoek naar de associatie, is het mechanisme achter deze interactie nog steeds niet duidelijk. Het kennen van de biologische link tussen depressie en de alvleeskliertumor kan van groot belang zijn voor de toekomstige diagnostiek en therapie bij deze patiënten.
Er zijn verschillende theorieën voorgesteld. Het is aannemelijk dat depressie wordt veroorzaakt door cytokines – meer specifiek IL-6 -, veranderingen in tryptofaankynurenine-, glutamaat- en serotoninesignaaltransductiepaden, en antilichamen die de hersenfunctie rechtstreeks verstoren, of via serotonine. Het is ook mogelijk dat depressie kanker veroorzaakt, maar tot heden is dit van onbekend belang bij alvleesklierkanker. Wanneer al deze informatie wordt samengevoegd, zijn depressieve symptomen van diagnostisch belang bij alvleesklierkanker. Deze inzichten effenen het pad voor de ontwikkeling van doelgerichte therapieën, die hopelijk kunnen worden geïmplementeerd in de klinische praktijk in de toekomst.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:308–13)
Lees verderNTVO - 2017, nummer 8, december 2017
drs. P. Frères , drs. C. Gennigens , dr. D. Martin , dr. G. Jerusalem
Leptomeningeale carcinomatose (LC), of neoplastische meningitis, is een desastreuse complicatie van gevorderde kanker. De ziekte komt voor bij ongeveer 5% van de patiënten met solide tumoren en ontstaat door disseminatie van tumorcellen vanuit de cerebrospinale vloeistof (CSF) naar het gehele zenuwstelsel. LC wordt gekarakteriseerd door multipele en fluctuerende neurologische symptomen en tekenen. Nuttige testen voor diagnose zijn MRI en CSF-analyse. De diagnose blijft helaas lastig door pleomorfische symptomen en vals-negatieve resultaten van diagnostische testen. Voor de meeste patiënten is het behandeldoel controle van symptomen door middel van gerichte radiotherapie en corticosteroïden. Meer agressieve behandelmogelijkheden, zoals intrathecale (IT) of systemische chemotherapie, moeten worden beperkt tot een selecte groep patiënten met een goed risicoprofiel. Verder zijn er slechts enkele gerandomiseerde klinische studies beschikbaar en studies met de meer recente doelgerichte therapieën of immuuntherapie moeten altijd in overweging worden genomen bij deze patiënten, aangezien de uitkomst met de standaardbehandeling teleurstellend is.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:315–20)
Lees verderNTVO - 2017, nummer 7, november 2017
dr. M.J. Roef , dr. M.J.C. van der Sangen , dr. C.W. Hurkmans
De diagnostiek en behandeling van oligometastatische ziekte staat de laatste jaren toenemend in de belangstelling. PET/CT is een ‘total body’ beeldvormende techniek met een relatief goede opbrengst in de detectie van zowel regionale lymfogene metastasen als van metastasen op afstand en heeft daarom vaak de voorkeur boven andere modaliteiten. Zo wordt PET/CT steeds vaker ingezet bij de (re)stadiering, radiotherapieplanning en follow-up. Bij het gebruik van PET/CT dient men zich bewust te zijn van de beperkingen van het onderzoek. Zowel apparatuur- als patiëntgebonden factoren liggen hieraan ten grondslag.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:256–64)
Lees verder