overzichtsartikelen

Hyperthermie versterkt het effect van radiotherapie en/of chemotherapie bij de behandeling van meerdere vormen van kanker

NTVO - 2019, nummer 2, march 2019

dr. H. Crezee , dr. G. van Tienhoven

Samenvatting

Hyperthermie, het opwarmen van tumoren tot 40–43°C, wordt gegeven voor verschillende tumorindicaties ter versterking van het effect van radiotherapie en chemotherapie. Dit artikel geeft een overzicht van de biologische rationale, de behandelmethoden, de huidige klinische toepassingen en de klinische bewijzen van de waarde van milde hyperthermie. Hy-perthermie werkt onder andere door frustratie van DNA-schadeherstel en verminderen van hypoxie. Er zijn verschillende hyperthermietechnieken beschikbaar, afhankelijk van tumorstadium en locatie. Er bestaat een grote hoeveelheid klinisch bewijs voor het versterkende effect van hyperthermie. In een aantal systematische overzichtsartikelen werd een klinisch relevant voordeel beschreven van het toevoegen van hyperthermie aan radiotherapie in 42 vergelijkende studies, waarvan 22 gerandomiseerd: onder andere voor cervix-uteri-carcinoom (6 studies, CR 79,6% versus 65,7%), recidief mammacarcinoom (6 studies, CR 61,6% versus 48,6%) en hoofd-halstumoren (9 studies, CR 75,3% versus 50,3%). Ook wordt in vier gerandomiseerde studies een klinisch relevant voordeel gezien van het toevoegen van hyperthermie aan chemotherapie. Dit is het meest relevant voor HIPEC bij ovariumcarcinoom, voor sarcomen en voor intravesicale applicatie bij niet-spierinvasieve blaastumoren. Er is zowel biologische rationale als bewijs uit (gerandomiseerde) studies voor de klinische effectiviteit van hyperthermie in combinatie met radiotherapie en/of chemotherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:47–53)

Lees verder

Langetermijneffecten van de behandeling voor borstkanker op de hartfunctie

NTVO - 2019, nummer 1, february 2019

drs. S.W.M.C. Accord-Maass , drs. L.M. Boerman , dr. P. van der Meer , prof. dr. J.A. Gietema , dr. J.H. Maduro , dr. Y.M. Hummel , prof. dr. M.Y. Berger , prof. dr. G.H. de Bock , dr. A.J. Berendsen

Samenvatting

Achtergrond: De behandeling voor borstkanker met chemotherapie en radiotherapie kan leiden tot cardiale disfunctie. Het is echter niet bekend hoe vaak en in welke mate dit voorkomt bij overlevers van borstkanker. Methoden: Voor dit cross-sectionele onderzoek zijn bij 80 huisartsen 350 vrouwen geïncludeerd die meer dan vijf jaar geleden in opzet curatief zijn behandeld voor borstkanker met chemo- en/of radio-therapie. Daarnaast zijn 350 vrouwen zonder een voorgeschiedenis van kanker van dezelfde leeftijd en huisartspraktijk geïncludeerd. De primaire uitkomstmaat was cardiale disfunctie, gedefinieerd als linkerventrikelejectiefractie (LVEF) <54% en een, voor leeftijd gecorrigeerde, diastolische disfunctie van het LV, beide gemeten met een echocardiogram. Secundaire uitkomstmaten waren NT-proBNP-waarden, nieuw gediagnostiseerde hart- en vaatziekten en cardiovasculaire medicatie. Resultaten: De mediane leeftijd ten tijde van de diagnose borstkanker was 63 (‘interquartile range’ (IQR) 57–68) jaar. Mediane follow-up na diagnose was 10 jaar (IQR 7–14). Een LVEF <54% was aanwezig bij 52 (15,3%) van de overlevers van borstkanker en bij 24 (7%) van de controles (OR 2,4; 95%-BI 1,4–4,0). De prevalence van LVEF van <50% of LV diastolische disfunctie toonden geen significant verschil. Wel waren bij de overlevers van borstkanker de NT-proBNP-waarden verhoogd, werden meer hart- en vaatziekten gediagnostiseerd en werd meer cardiovasculaire medicatie voorgeschreven in vergelijking met de controles. Deze associaties zijn significant en bleven significant na correctie voor relevante variabelen ten tijde van de diagnose en ten tijde van de follow-up. Conclusie: Op lange termijn hebben overlevers van borstkanker behandeld met chemo- en/of radiotherapie in vergelijking met controles een hogere kans op milde LV systoli sche disfunctie, hogere NT-proBNP-waarden en hart- en vaatziekten, ook na correctie voor cardiovasculaire risicofactoren. Bij het opstellen van een cardiovasculair risicoprofiel bij deze vrouwen dient men bewust te zijn van de mogelijke invloed van eerdere chemo- of radiotherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:3–12)

Lees verder

Risico op peritoneale metastasen bij T4-coloncarcinoom

NTVO - 2019, nummer 1, february 2019

D.D. Wisselink B.Sc., drs. C.E.L. Klaver , drs. V.P. Bastiaenen , dr. P.J. Tanis

Samenvatting

De ware incidentie van metachrone peritoneale metastasen van het coloncarcinoom is vooralsnog onbekend. De belangrijkste risicofactoren voor een peritoneaal recidief na curatieve resectie van het coloncarcinoom zijn gevorderde T- en N-status. Het paradigma in de behandeling van deze metastasen lijkt naar vroege detectie en preventie te verschuiven: bijvoorbeeld door middel van respectievelijk een ‘second look’-laparoscopie of het bepalen van circulerend tumor-DNA, en de profylactische toepassing van hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC). Momenteel lopen hiernaar verschillende studies, waaronder de COLOPEC I- en II-studie. De noodzaak voor adequate follow-up- en behandelstrategieën voor deze patiëntengroep blijft hoog.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:13–8)

Lees verder

Kanker en seksualiteit

NTVO - 2018, nummer 8, december 2018

dr. C.M. Segeren , W.L. Gianotten

Samenvatting

Naarmate de overleving van kankerpatiënten toeneemt, is er meer aandacht voor de late gevolgen van kanker en de behandeling. Bijna alle soorten kanker en bijna alle interventies kunnen negatieve invloed hebben op seksualiteit, intimiteit en dus kwaliteit van leven van de patiënten en hun partners. Patiënten, maar ook oncologische professionals, voelen zich vaak ongemakkelijk bij dit thema. De professional moet proactief informatie geven over seksuele gezondheid en disfunctie als gevolg van kanker of de behandeling ervan. Dit artikel geeft concrete aanbevelingen hoe te discussiëren over seksualiteit en intimiteit met kankerpatiënten en partners.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:285–9)

Lees verder

Resectie van lokaal gevorderd pancreascarcinoom na inductie-FOLFIRINOX-chemotherapie: nieuwe ontwikkelingen

NTVO - 2018, nummer 8, december 2018

E. van Veldhuisen , drs. L.J. Brada , drs. M.S. Walma , prof. dr. I.Q. Molenaar , dr. K.P. van Lienden , prof. dr. J.W. Wilmink , prof. dr. M.G. Besselink , prof. dr. O.R. Busch

Samenvatting

Lokaal gevorderd pancreascarcinoom (LAPC) wordt gekenmerkt door tumoringroei in vitale omliggende structuren, zonder afstandsmetastasen, waardoor een radicale resectie bij diagnose niet mogelijk is. Sinds het gebruik van FOLFIRINOX is bij ten minste 10% van deze patiënten na de chemotherapie toch een resectie mogelijk. Niet-gerandomiseerde studies tonen een mediane overleving van ongeveer 30 maanden bij deze geselecteerde groep patiënten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:290–6)

Lees verder

Organoïden als in-vitromodel: mini-organen in het laboratorium

NTVO - 2018, nummer 7, november 2018

drs. E. Driehuis , prof. dr. H. Clevers

Samenvatting

Het groeien van organoïden, driedimensionale (3D) structuren gekweekt vanuit adulte, embryonale of geïnduceerde pluripotente stamcellen (respectievelijk ASC’s, ESC’s of iPSC’s), wordt steeds meer toegepast in wetenschappelijk onderzoek. Organoïden behouden zowel structurele als functionele eigenschappen van het orgaan waaruit ze zijn gekweekt en kunnen worden gegroeid uit vele verschillende organen, gezond of ziek. Deze kweekmethode biedt de mogelijkheid om functies van weefsels van individuele patiënten te onderzoeken in het laboratorium. Daarom kan dit model, dat kan worden gezien als ‘missing link’ tussen 2D-cellijnen en proefdiermodellen, een brug slaan tussen fundamenteel laboratoriumonderzoek en de behandeling van patiënten. Voor deze toepassing zijn vooral ASC-organoïden geschikt. Organoïden gegroeid vanuit patiëntenweefsel in het laboratorium lijken te voorspellen of de patiënt gaat reageren op bepaalde medicijnen. Dit is reeds aangetoond voor cystische fibrose, terwijl een groeiend aantal studies ook toepassing bij oncologische patiënten ondersteunt. Zo laat recent werk zien dat geneesmiddelgevoeligheid van tumor-organoïden in het laboratorium overeenkomt met de respons van de tumor in de kliniek. Dit gegeven impliceert dat organoïden een waardevolle rol kunnen spelen bij ‘personalized’ kankerbehandeling.

In dit artikel geven wij een overzicht wat organoïden zijn, welke toepassingen ze hebben en hoe deze techniek – in onze ogen – kan bijdragen aan het oncologisch onderzoek.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:244–51)

Lees verder

Immuuntherapie en het hepatocellulair carcinoom

NTVO - 2018, nummer 6, september 2018

L. Noordam , dr. J. Kwekkeboom , prof. dr. R.A. de Man , dr. D. Sprengers

Samenvatting

Het hepatocellulair carcinoom (HCC) heeft als chemorefractaire maligniteit gelimiteerde behandelmogelijkheden. Immuuntherapie maakt een snelle opmars en met name de immuun-checkpoint-remmers worden steeds meer gebruikt als standaardbehandeling voor solide tumoren. De unieke immuuntolerante omgeving in de lever biedt zowel kansen als uitdagingen voor immuuntherapie. Aangezien vaak reeds sprake is van vergevorderde leverschade is er tegelijkertijd angst voor immuungerelateerde hepatotoxiciteit. Naast immuun-checkpoint ‘targeting’ zijn er andere ontwikkelingen binnen de immuuntherapie voor HCC die zich in vergevorderd stadium van klinische implementatie bevinden. Het effect van adoptieve celtherapie en therapeutische vaccinatie met oncolytische virussen wordt in grote studies geëvalueerd. Dit manuscript beschrijft de stand van zaken van deze ontwikkelingen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:210–17)

Lees verder