NTVO - 2015, nummer 2, march 2015
drs. A. Heijne , prof. dr. H.J. Bonjer , dr. F.C. den Boer
Doel en achtergrond: De incidentie van schildkliercarcinoom neemt toe. De eerste presentatie van schildkliercarcinoom is in 10–20% van de gevallen buiten de schildklier gelegen.
Methoden: Beschrijving van 3 casus in het Zaans Medisch Centrum en VU medisch centrum.
Resultaten: Als gevolg van een atypische presentatie en gebrek aan eenduidigheid in de diagnostiek kan vertraging ontstaan in het diagnosticeren en behandelen van een maligniteit.
Conclusie: Bij een zwelling in de hals moet men bedacht zijn op een (metastase van) schildkliercarcinoom, ook als de diagnostiek in de richting van een benigne afwijking wijst.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:66–72)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 1, february 2015
drs. M.M. Visser , drs. A. Neradova , prof. dr. K. Grünberg , dr. C.J. van Groeningen
Achtergrond: Het nefrotisch syndroom wordt meestal gezien bij primaire nieraandoeningen of secundair aan systeemziekten. Veel minder vaak komt het voor als paraneoplastisch verschijnsel.
Casus: Een 71-jarige vrouw wordt opgenomen in verband met gegeneraliseerd oedeem. Het laboratoriumonderzoek toont hypoalbuminemie en forse proteïnurie als uiting van een nefrotisch syndroom. Het nierbiopt toont geringe mesangiale sclerose. Echografie van de buik laat normale nieren zien en daarnaast beiderzijds een ovariumtumor. Een cytologische punctie van een pathologische lymfeklier bevestigt het vermoeden van een ovariumcarcinoom. Er wordt gestart met 4 kuren chemotherapie (carboplatine en paclitaxel) gevolgd door complete interval ‘debulking’ chirurgie en 3 kuren chemotherapie met dezelfde middelen. Na het afronden van de behandeling is het nefrotisch syndroom verdwenen.
Conclusie: Het nefrotisch syndroom is in 10% van de gevallen geassocieerd met een maligniteit. Wees hierop bedacht wanneer patiënten zich presenteren met het nefrotisch syndroom.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:19–22)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 8, december 2014
B.P.C. van Oijen MSc, drs. K. Mansour , drs. N. van Orshoven , C. Mestres Gonzalvo MSc., dr. R. Janknegt , dr. P.H.M. van der Kuy
Cisplatine is een platinumverbinding die in combinatie met pemetrexed wordt toegepast bij de behandeling van maligne pleuraal mesothelioom. Insulten zijn een zeldzame bijwerking van cisplatine, die meestal optreden binnen 5–15 dagen na toediening.
Een 71-jarige man met recentelijk gediagnosticeerd maligne pleuraal mesothelioom ontwikkelt tot tweemaal toe een status epilepticus na start met cisplatine. De patiënt was al ruim 20 jaar aanvalsvrij en therapie met anti-epileptica was goed ingesteld, waarbij de spiegels regelmatig werden gecontroleerd. De eerste status epilepticus treedt 4 dagen na start van de chemotherapie op. Het EEG toont een beeld van een niet-convulsieve status epilepticus. Het beloop in de tijd tussen de eerste intraveneuze toediening van de cisplatine en het optreden van de status epilepticus suggereert een waarschijnlijk causaal verband (berekend met behulp van de Naranjo-score). De status epilepticus is behandeld en na 6 dagen is de patiënt in redelijk goede conditie naar huis gegaan. Binnen 3 dagen na ontslag wordt de patiënt echter opnieuw opgenomen met een status epilepticus.
Geneesmiddelinteracties met oncolytica zijn relatief onbekend. Patiënten die worden behandeld met anti-epileptica zijn hiervoor gevoelig. Verder onderzoek naar de incidentie en ernst van deze chemotherapie-gerelateerde interacties is gewenst.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:301–5)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 7, november 2014
drs. A. de Jong , dr. B. de Valk , drs. F.E. Bellot , dr. J.G. Schrama
Het klassieke type kaposisarcoom betreft een zeldzame niet-hiv-geassocieerde wekedelentumor. Dit type manifesteert zich als een paars-blauwe plaquevormige tumor, meestal beperkt tot de onderste extremiteiten. Essentieel in de ontwikkeling van dit ziektebeeld is een humaan herpesvirus 8 (HHV-8)-infectie. Therapie kan afhankelijk van de uitgebreidheid van de ziekte bestaan uit lokale, regionale of systemische therapie. Er is echter behoefte aan een duidelijkere richtlijn.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:274–7)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 6, september 2014
drs. J. Rozenberg , dr. F. Jeurissen , prof. dr. H. Struikmans , dr. T.C. Stam
Doel en achtergrond: Palliatieve radiotherapie wordt relatief weinig toegepast bij gemetastaseerd ovariumcarcinoom.
Methoden: Beschrijving van 2 casus in het MCH Westeinde in Den Haag en een literatuuronderzoek.
Resultaten: Palliatieve radiotherapie bleek zeer effectief te zijn.
Conclusie: De rol van radiotherapie is ondergewaardeerd en moet worden overwogen bij symptomatische metastasen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:239–43)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 5, august 2014
drs. E.M.T. Dieleman , drs. F. Oldenburger , dr. B.J. Biemond , prof. dr. L.J.A. Stalpers
De ziekte van Waldenström wordt gekenmerkt door een kwaadaardige woekering van B-lymfocyten met een ongeremde productie van een monoklonaal IgMimmuunglobuline. Neurologische complicaties komen frequent voor en worden meestal veroorzaakt door polyneuropathie of hyperviscositeit van het bloed als gevolg van een hoge concentratie IgM. Een zeer zeldzame complicatie is het syndroom van Bing-Neel, waarbij lymfoplasmocytaire cellen in het centrale zenuwstelsel infiltreren. We beschrijven een casus betreffende een 56-jarige vrouw met de ziekte van Waldenström en het syndroom van Bing-Neel.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:196–201)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 3, may 2014
C.A. van den Bogert MSc, drs. E. Wiltink , drs. R. Vis , dr. R.A. Tupker , dr. F.M.N.H. Schramel
Anafylactische reacties ten gevolge van chemotherapeutische medicatie komen soms voor en kunnen ernstig zijn. De diversiteit aan oorzaken maakt het optreden van een dergelijke overgevoeligheidsreactie moeilijk te voorspellen. Een 60-jarige vrouw ontwikkelde na toediening van een tweede chemotherapie etoposide ter behandeling van een kleincellig longcarcinoom een anafylactische reactie. Tijdens het vervolg van de behandeling werd etoposide vervangen door paclitaxel, waarna zij kort na het starten van de paclitaxel een tweede, ernstige anafylactische reactie kreeg. Opname op de intensivecareafdeling volgde, waarna de patiënte weer herstelde. Van zowel etoposide als paclitaxel is bekend dat een allergische reactie kan ontstaan bij intraveneuze toediening. Het mechanisme dat ten grondslag ligt aan deze reactie is niet bekend. Gezien het verschil in structuur is kruisovergevoeligheid tussen etoposide en paclitaxel niet waarschijnlijk. Om de oplosbaarheid van beide middelen te verhogen, worden respectievelijk de hulpstoffen polysorbaat 80 en Cremophor® EL gebruikt. Intradermale testen met beide middelen gaven een positieve reactie. De anafylactische reacties op beide cytostatica kunnen waarschijnlijk worden verklaard op grond van kruisovergevoeligheid voor de hulpstoffen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:100–4)
Lees verder