NTVO - 2013, nummer 2, march 2013
drs. B.M.J. Scholtes , dr. F.L.G. Erdkamp , dr. S.H. Sastrowijoto , drs. F.P.J. Peters
Adjuvante chemotherapie met op taxanen gebaseerde chemotherapie resulteert in een betere (ziektevrije) overleving voor patiënten met een vroeg stadium mammacarcinoom. Er zijn echter ook bijwerkingen. In dit artikel wordt een relatief zeldzame complicatie van op taxanen gebaseerde chemotherapie beschreven, namelijk taxanengeïnduceerde colitis. De casus betreft een 48-jarige vrouw met een T2N0M0 hormoonpositief mammacarcinoom, waarvoor adjuvant TAC-kuren zijn gegeven. Zij presenteert zich 7 dagen na de eerste chemotherapiecyclus met diarree en buikpijn. Er was sprake van neutropene koorts en een verhoogd C-reactief proteïne. Patiënte werd opgenomen met breedspectrumantibiotica. Na een paar uur verslechtert zij met tekenen van een septische shock. Een computertomografie van de buik laat een beeld van perforatie zien. Bij laparotomie wordt necrose en ischemie gezien, waarvoor resectie met eindstandig ileostoma. Bloedkweken toonden een Clostridium septicum. Clostridium difficile-toxines waren negatief. Na 44 dagen werd de patiënt ontslagen uit de intensivecare-unit.
Ischemische colitis bij patiënten behandeld met op taxanen gebaseerde chemotherapie is recentelijk gedefinieerd als een klinische entiteit. Er wordt gedacht dat de antimitotische, anti-angiogenetische en apoptotische effecten van de taxanen de oorzaak zijn van de darmschade. De diagnose is gebaseerd op een symptomencomplex van acute abdominale pijn met of zonder neutropenie en koorts. Kenmerkend is het begin van de symptomen vroeg in de behandeling 6 tot 7 dagen na aanvang van de therapie. In het geval van verdenking van een taxaangeïnduceerde colitis moet worden gestart met breedspectrumantibiotica, agressieve vloeistofresuscitatie en in sommige gevallen chirurgische interventie. Coloscopie is in dergelijke gevallen gecontra-indiceerd vanwege de kans op perforatie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:61–5)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 1, february 2013
dr. B.G.L. Vanneste , dr. G. van Tienhoven , drs. H. van der Woude , dr. P. Kloen , prof. dr. L.J.A. Stalpers
Achtergrond: Een correcte diagnose van insufficiëntiefracturen van het bekken bij oncologische patiënten na radiotherapiebehandeling is belangrijk, vooral ter onderscheid van een botmetastase. Postmenopauzale osteoporose, corticosteroïdengebruik en lokale bestraling zijn voorbeschikkende factoren.
Casus: Een 66-jarige vrouw met een endometriumcarcinoom werd in 2006 geopereerd en postoperatief bestraald op het kleine bekken. Patiënte ontwikkelde 5 jaar na de bestraling pijn ter hoogte van de rug en de rechterheup. Bij röntgenonderzoek werden meerdere fracturen opgemerkt ter hoogte van het sacrum. Er waren geen argumenten voor een oncologisch recidief. Bij patiënte was sprake van insufficiëntiefracturen postradiotherapie van het bekken welke operatief werden gestabiliseerd.
Conclusie: Insufficiëntiefracturen van het bekken komen na radiotherapie voor. Een incorrecte diagnose kan tot complicaties en onjuiste behandeling leiden. Meestal volstaat een conservatief beleid en pijnstilling. Operatief fixeren dient alleen te worden overwogen bij instabiele fracturen die niet reageren op conservatieve therapie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:20–4)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 8, december 2012
dr. J. Hagendoorn , dr. H. Boot , J.A.C. Brakenhoff , prof. dr. T.J.M. Ruers
Achtergrond: Fusobacterium-speciesinfecties kunnen leverabcessen veroorzaken die radiografisch lijken op levermetastasen. Tegelijkertijd zijn Fusobacteria geassocieerd met colorectaal carcinoom, maar is een causale relatie ten aanzien van de pathogenese nog onduidelijk.
Casus: Een 69-jarige vrouw, met in de recente voorgeschiedenis rectaal bloedverlies, meldde zich op de afdeling Spoedeisende Hulp van haar ziekenhuis met sinds een week bestaande klachten van loopneus, koorts, malaise, braken en diarree. Aanvullende echografie en CT-scan lieten multipele leverafwijkingen zien, terwijl een bloedkweek positief was voor Fusobacterium. Zij herstelde goed na antibiotische therapie, waarbij de leverafwijkingen op CT verdwenen. Vanwege aanhoudend rectaal bloedverlies werd een coloscopie verricht, die een laag gelegen rectumcarcinoom liet zien. Zij onderging vervolgens neoadjuvante chemoradiatie gevolgd door een abdominoperineale resectie.
Conclusie: Bij een Fusobacterium-infectie die gepaard gaat met klachten van rectaal bloedverlies moet worden gedacht aan een colorectaal carcinoom.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:358–61)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 7, november 2012
dr. L. van der Putten , drs. M.R. Vergeer , prof. dr. R. de Bree
Achtergrond: Naast alcohol en nicotine kan radiotherapie een oorzaak zijn voor het ontstaan van een hypofarynxcarcinoom.
Casus: Een 81-jarige vrouw bezocht onze polikliniek in verband met progressieve slikklachten. Op 6-jarige leeftijd was zij links in de hals bestraald in verband met tuberculose. Zij had nooit gerookt en gebruikte incidenteel alcohol. Een hypofarynxcarcinoom aan de linkerzijde werd gediagnosticeerd. De behandeling bestond uit radiotherapie op de primaire tumor en de lymfeklieren in de hals. Twaalf maanden na behandeling zijn er geen aanwijzingen voor recidief tumor. Zij heeft nog ernstige slikklachten.
Beschouwing: Radiotherapiegeïnduceerde hypofarynxcarcinomen zijn zeldzaam en treden op na een lange latentieperiode.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:307–10)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 5, august 2012
dr. C.J.H.M. Boer , drs. E.E.P. Smit-Kingma , prof. dr. J.M. Kros , dr. R.M. Verdijk , dr. J.E.C. Bromberg
Leptomeningeale metastasering komt voor bij 3–8% van alle kankerpatiënten. Doorgaans treedt dit op bij gevorderde, gemetastaseerde ziekte en de mediane overleving is slechts enkele maanden. Dat het beloop ook anders kan zijn, illustreert de hieronder beschreven casus. Een 62-jarige, overigens gezonde, man wordt geleidelijk toenemend hees. Na enkele maanden wordt een stilstaande stemband vastgesteld zonder dat daarvoor een oorzaak kan worden aangetoond. Nadien ontwikkelt hij langzaam progressief neurologische uitvalsverschijnselen passend bij aantasting van meerdere hersenzenuwen en zenuwwortels. Ondanks uitgebreide en herhaalde diagnostiek en verschillende proefbehandelingen lukt het niet een zekere diagnose te stellen of de ziekte tot staan te brengen. Na een ziekteperiode van 2,5 jaar overlijdt patiënt na euthanasie. Bij obductie wordt leptomeningeale metastasering van een adenocarcinoom gevonden, maar geen primaire tumor.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:211–5)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 4, june 2012
drs. N.A.F. Verheijden , dr. A.J. ten Tije , prof. dr. J.B.A.G. Haanen
De prognose van het gemetastaseerd melanoom is somber. Er zijn echter veelbelovende nieuwe ontwikkelingen zoals vemurafinib; een remmer van het gemuteerde BRAF. BRAF is een serine-threoninekinase-enzym. Uit de BRIM-3-trial, een fase III-studie bij patiënten met een melanoom stadium IIIc of IV, bleek vemurafenib gunstige effecten te hebben op overleving in vergelijking met standaardchemotherapie (dacarbazine).
In dit artikel wordt een casus gepresenteerd van een 45-jarige man met een gemetastaseerd melanoom, waarbij een evidente respons wordt waargenomen na het starten van vemurafenib. Daarnaast wordt een casus gepresenteerd van een 55-jarige man, waarbij eveneens regressie optreedt van zijn gemetastaseerde melanoom. Hij ontwikkelt echter ernstige fotosensitiviteit, een bekende bijwerking van vemurafenib.
Vemurafenib lijkt een veelbelovende uitbreiding van het therapeutisch arsenaal bij het gemetastaseerd melanoom met V600E-BRAF-mutatie. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of de duur van de respons kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door combinatie met andere middelen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:171–5)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 4, june 2012
dr. A.J.M. van den Eertwegh
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:169–70)
Lees verder