NTVO - 2018, nummer 5, august 2018
drs. J.E. Bousema , prof. dr. M.G.W. Dijkgraaf , prof. dr. J.T. Annema , dr. F.J.C. van den Broek
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) is een veel voorkomende ziekte waarbij mediastinale stadiëring belangrijk is voor de prognose en keuze van behandeling. Als er verdachte mediastinale lymfeklieren op de FDG-PET/CT-scan zijn of de kans op mediastinale lymfekliermetastasen hoog is, moet volgens de Nederlandse en Europese richtlijn een endosonografisch onderzoek (EBUS en/of EUS) met aspiratie van mediastinale lymfeklieren worden gedaan. Om fout-negatieve resultaten uit te sluiten, moet na een negatieve endosonografie aanvullend een mediastinoscopie-onderzoek worden gedaan. In de klinische praktijk en de internationale literatuur is echter discussie over de waarde van een aanvullende mediastinoscopie, omdat deze chirurgische ingreep is geassocieerd met 3,5% kans op ernstige complicaties. Het weglaten van een cervicale mediastinoscopie na een negatieve endosonografie bespaart patiënten een ziekenhuisopname met algehele narcose, zorgt voor snellere behandeling van het NSCLC en zorgt mogelijk voor een lagere morbiditeit, terwijl een vergelijkbare overleving wordt verwacht. Daardoor kan deze strategie mogelijk zorgen voor lagere zorgkosten en een betere kwaliteit van leven. De MEDIASTrial is een gerandomiseerde internationale multicenterstudie waarin twee diagnostische strategieën (met en zonder aanvullende mediastinoscopie na negatieve endosonografie) bij patiënten met (de verdenking op) NSCLC worden vergeleken. De resultaten van de MEDIASTrial zijn naar verwachting direct te implementeren in de Nederlandse en Europese richtlijn en daardoor relevant voor de klinische praktijk. De MEDIASTrial staat geregistreerd in het Nederlands Trial Register (NTR6528) en het volledige studieprotocol is gepubliceerd in BMC Surgery (Bousema et al. BMC Surgery 2018;18:27, https://doi.org/10.1186/s12893-018-0359-6).
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:194–7)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 4, june 2018
dr. H.J.F. Brenkman , prof. dr. J.P. Ruurda , drs. A. van der Veen , drs. M.F.J. Seesing , prof. dr. R. van Hillegersberg
Een maagresectie voor maagkanker is een hoogcomplexe procedure met een substantieel risico op complicaties. Hoewel een open maagresectie wereldwijd nog steeds de chirurgische standaardbenadering is, worden laparoscopische maagresecties in toenemende mate verricht. Laparoscopische maagresecties zijn veilig wat betreft postoperatieve complicaties, mortaliteit en oncologische kortetermijnuitkomsten. Daarnaast lijkt laparoscopie te leiden tot een kortere opnameduur, minder wondinfecties en een betere kwaliteit van leven ten opzichte van open resecties. Momenteel lopen verschillende gerandomiseerde studies, waaronder de Nederlandse LOGICA- en STOMACH-studies, waaruit definitieve conclusies kunnen worden getrokken, onder andere op het gebied van kosteneffectiviteit en langetermijnoverleving.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:150–4)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 4, june 2018
dr. E.C. Gertsen , dr. H.J.F. Brenkman , dr. E. Vegt , prof. dr. R. van Hillegersberg , prof. dr. P.D. Siersema , prof. dr. J.P. Ruurda
De huidige landelijke richtlijn voor maagcarcinoom adviseert om bij patiënten met een hoogrisico-, chirurgisch resectabele tumor (cT3–4b, N0–3, M0) een FDG-PET/CT en stadiëringslaparoscopie te verrichten. De richtlijn is gebaseerd op één buitenlandse studie, die heeft aangetoond dat FDG-PET/CT en laparoscopie kosteneffectief zijn door het detecteren van additionele metastasen, waardoor meer patiënten de juiste behandeling kunnen ondergaan. In het kader van zorgevaluatie is de PLASTIC-studie opgezet, die de toegevoegde waarde en kosteneffectiviteit van FDG-PET/CT en laparoscopie bij het stadiëren van maagcarcinoom in Nederland onderzoekt.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:155–8)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 3, may 2018
P. Hendriks , prof. dr. L-F de Geus-Oei , dr. A.R. van Erkel , dr. M.J. Coenraad , dr. M.C. Burgmans
Het hepatocellulair carcinoom (HCC) wordt volgens de ‘Barcelona Clinic for Liver Cancer’ (BCLC) ingedeeld in vijf stadia, waarvan de stadia ‘very early’ en ‘early’ in opzet curatief kunnen worden behandeld. Door surveillance in risicopopulaties worden steeds meer patiënten met BCLC ‘early stage’ gediagnostiseerd. Veel van hen blijken echter inoperabel vanwege onderliggende cirrose of andere comorbiditeit. Voor patiënten met niet-operabel ‘very early stage’ of ‘early stage’ HCC is thermale ablatie een goed alternatief. De recidiefpercentages na thermale ablatie zijn bij ‘early stage’ (enkele tumor ≥2 cm of maximaal drie tumoren van maximaal 3 cm elk) groter dan bij chirurgische resectie. Radio-embolisatie is een relatief nieuwe inwendige bestralingstherapie die vooralsnog enkel wordt gebruikt bij vergevorderde leverkanker. Hierbij worden radioactieve bolletjes transarterieel in de lever ingebracht. In de huidige studie wordt gebruikgemaakt van holmium-166-microsferen van Quirem Medical B.V. Deze microsferen hebben een therapeutische werking dankzij bètastraling en zijn tevens geschikt voor kwantitatieve dosimetrie met behulp van SPECT/CT en MRI. Holmium-166-microsferen zijn bij uitstek geschikt om biodistributie na radiofrequente ablatie (RFA) te bestuderen. Het doel van deze klinische studie is om de dosis te bepalen waarin radio-embolisatie als adjuvante therapie zou moeten worden toegevoegd aan RFA.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:106–9)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 2, march 2018
drs. D.E.W. van der Kruijssen , dr. G.R. Vink , dr. R.R.J. Coebergh van den Braak , prof. dr. G.L. Beets , dr. M. Berbée , dr. F.H. Beverdam , prof. dr. H.J. Bloemendal , dr. M.C. Burgmans , dr. P.P.L.O. Coene , dr. H. van Cruijsen , dr. J.W.T. Dekker , dr. F.L.G. Erdkamp , dr. J.W.B. de Groot , dr. H.H. Helgason , drs. M.P. Hendriks , dr. R. Hoekstra , dr. I.H.J.T. de Hingh , prof. dr. J.N.M. IJzermans , dr. M. Los , dr. A.M. May , dr. P. Nieboer , dr. M. de Noo , drs. N.A.J.B. Peters , prof. dr. C.J.A. Punt , drs. P. Quarles van Ufford-Mannesse , dr. R.C. Rietbroek , dr. W.W.H. Roeloffzen , drs. A.H.W. Schiphorst , dr. D.W. Sommeijer , dr. H.B.A.C. Stockmann , dr. A.J. ten Tije , dr. F.O. The , drs. M.L.R. Tjin-A-Ton , dr. A.M.T. van der Velden , prof. dr. H.M. Verkooijen , dr. M. Vermaas , dr. W.J. Vles , dr. F.J. Vogelaar , drs. J. de Vos-Geelen , dr. D.D.E. Zimmerman , prof. dr. G.A. Meijer , prof. dr. M. Koopman
Er is een kennislacune op het gebied van voorspellende factoren bij darmkanker. Het relatief lage aantal patiënten dat deelneemt aan klinische studies bemoeilijkt het identificeren van subgroepen en het ontwikkelen van therapie op maat. Het Prospectief Landelijk CRC-cohort (PLCRC) is een observationele cohortstudie gericht op het verbeteren van de uitkomsten van patiënten met darmkanker. Het biedt een infrastructuur voor het uitvoeren van onderzoek naar deze aandoening. PLCRC heeft de ambitie om van zo veel mogelijk patiënten met darmkanker de gegevens en materiaal te verzamelen om onderzoek te faciliteren naar de factoren die invloed hebben op het succes van een behandeling. Alle darmkankerpatiënten ouder dan 18 jaar, ongeacht stadium, komen in aanmerking voor inclusie. De deelnemer geeft toestemming voor het opvragen van gegevens uit het medisch dossier voor gebruik voor onderzoek. Daarnaast kan optioneel toestemming worden gegeven voor bloedafname, opslag van tumorweefsel, het toesturen van vragenlijsten en het benaderd worden voor studies met experimentele behandelingen, waaronder studies volgens het ‘cohort multiple randomized controlled trial design’. In dit design worden de voordelen van ‘randomized controlled trials’ en prospectieve observationele cohortstudies bij elkaar gebracht. Voor meer informatie kunt u terecht op www.plcrc.nl of kunt u mailen naar info@plcrc.nl.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:60–3)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 2, march 2018
drs. L. Voorwerk , dr. M. Kok
Invasieve lobulaire borstkanker (ILC) is een histologisch borstkankersubtype dat bij ongeveer 5–10% van alle borstkankerpatiënten voorkomt. Het wordt gekenmerkt door metastasering naar het skelet, ovaria, peritoneum en gastro-intestinale kanaal. Naast de specifieke morfologie is er vaak sprake van verlies van E-cadherine. Translationeel onderzoek heeft uitgewezen dat er, op basis van genetische kenmerken, genen eiwitexpressie, globaal twee subtypen van ILC lijken te bestaan: een immuun-gerelateerd (IR) en hormoon-gerelateerd (HR) subtype. In het IR-subtype wordt hogere expressie gezien van genen gerelateerd aan T-cellen, zoals CD4, CD8 en CD274 (PD-L1). IRILC’s lijken in vitro gevoeliger voor DNA-beschadigende chemotherapie, zoals platinum.
Immuun-checkpoint-remmers worden met succes gebruikt in de behandeling van meerdere tumortypen, zoals melanoom en niet-kleincellig longcarcinoom. De eerste resultaten van fase 1- en 2-studies bij patiënten met gemetastaseerde borstkanker zijn veelbelovend, met name bij tripel-negatieve borstkanker. Bij oestrogeenreceptor (ER)-positieve borstkanker lijkt er een kleine subgroep te zijn met langdurig voordeel. Tot op heden zijn er nog geen gegevens beschikbaar over immuuntherapie bij ILC-patiënten. De GELATO-studie is een multicenter fase 2-studie, waarbij wordt gekeken naar de effectiviteit en veiligheid van een combinatie van lage dosis carboplatine met anti-PDL1 (atezolizumab). Er worden tumorbiopten en bloed afgenomen voor uitgebreid translationeel onderzoek. De focus hiervan ligt op het exploreren van voorspellende biomarkers voor immuuntherapie en het bestuderen van de lokale en systemische immuunrespons na lage dosis carboplatine en anti-PDL1.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:64–7)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 1, february 2018
drs. M. Chalabi , prof. dr. M.E. van Leerdam , dr. J.G. van den Berg , drs. A.G. Aalbers , prof. dr. G.L. Beets , prof. dr. J.B.A.G. Haanen , prof. dr. E.E. Voest
Immuuntherapie heeft de afgelopen jaren een belangrijke rol gekregen bij de behandeling van verschillende kankersoorten, waaronder melanoom, niet-kleincellig longcarcinoom en blaascarcinoom. Bij het coloncarcinoom is immuuntherapie vooralsnog alleen bij de kleine groep patiënten met een gemetastaseerd ‘mismatch repair deficiënt’ (dMMR/MSI) coloncarcinoom effectief gebleken. In verschillende publicaties varieert de responskans op anti-PD-1-immuuntherapie, zijnde nivolumab of pembrolizumab, van 31% tot 52% met ziektecontrole bij 69–83% van de patiënten.1–3 Een recente update van de Checkmate-142-studie toonde voor de combinatiebehandeling met nivolumab en ipilimumab een responskans van 55%.4
De doorbraak voor de grote groep microsatellietstabiele coloncarcinomen moet echter nog komen. De studies die tot nu toe zijn gedaan en gepubliceerd beperken zich tot het gemetastaseerde coloncarcinoom, veelal bij uitbehandelde patiënten.
Waarom immuuntherapie bij deze groep niet werkt is nog niet duidelijk. Een mogelijke verklaring is het lage aantal mutaties bij het MMR-proficiënte (pMMR/MSS) coloncarcinoom. Maar mogelijk is de kans op respons op immuuntherapie van het gemetastaseerde coloncarcinoom anders dan bij niet-gemetastaseerde ziekte, aangezien er in primaire, niet gemetastaseerde colontumoren een significant hogere mate van immuuncelinfiltratie wordt gezien.5,6 Daarnaast blijkt uit preklinisch onderzoek bij muizen dat de combinatie van COX(2)-remming met immuuntherapie leidt tot betere responsen door onder andere toegenomen T-celinfiltratie.7 Bovengenoemde heeft geleid tot de NICHE-studie, een fase 2-/exploratieve studie, waarin patiënten met een niet-gemetastaseerd coloncarcinoom, zowel pMMR als dMMR, kortdurend met immuuntherapie worden behandeld voorafgaand aan de operatie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:24–7)
Lees verder