NTVO - 2021, nummer 5, august 2021
drs. J.S.W. Borgers , dr. C.M. Nijenhuis , prof. dr. J.B.A.G. Haanen
Adoptieve celtherapie wordt op dit moment in studieverband getest voor stadium IV-melanoompatiënten die onvoldoende baat hebben bij de huidige standaardbehandelingen. Eén van deze celtherapiestudies is de NEO-PTC-01-studie. NEO-PTC-01 is een ex vivo gegenereerd, patiënt-specifiek, autoloog celproduct gericht tegen neoantigenen. Neoantigenen zijn tumor-specifieke antigenen die kunnen worden herkend door de neoantigeen-specifieke T-cellen uit het NEO-PTC-01-celproduct. Het primaire eindpunt van deze fase 1-studie is bepalen of het celtherapie-product NEO-PTC-01 veilig kan worden gegeven aan patiënten met gemetastaseerd melanoom.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:169-71)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 4, june 2021
E.H.A. Stahlie , dr. A.C.J. van Akkooi
De standaardbehandeling voor patiënten met resectabel stadium IIIB-IVM1a-melanoom bestaat uit een klierdissectie en/of chirurgische resectie, sinds kort gevolgd door adjuvant systeemtherapie (anti-PD1 of BRAF/MEK-remmers). In het algemeen is de 5-jaarsoverleving van deze hoogrisicogroep van melanoompatiënten helaas slechts gemiddeld 50% (spreiding 32–83%). De laatste belangrijkste ontwikkelingen voor deze patiënten zijn op het vlak van de neoadjuvante en combinatiebehandelingen. Neoadjuvante toediening van talimogene laherparepvec (T-VEC), een genetisch gemodificeerd herpesvirus, liet een verbeterde recidiefvrije overleving zien ten opzichte van chirurgie alleen. Daarnaast liet een fase 1-onderzoek zien dat T-VEC voor een verandering in hetmicromilieu van de metastase kan zorgen, het hiermee vatbaarder makend voor behandeling met onder andere anti-PD1. In de NIVEC-studie zullen 24 patiënten neoadjuvant worden behandeld met een combinatie van T-VEC en nivolumab. Dit met de veronderstelling dat beide middelen elkaars antitumor-effect zullen versterken. Primair eindpunt zal zijn de pathologische respons, secundaire eindpunten zijn de recidiefvrije overleving, de veiligheid, het aantal patiënten met uitstel van operatie en prognostische biomarkers.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:130-2)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 4, june 2021
drs. M.W. Rohaan , prof. dr. J.B.A.G. Haanen
De prognose van patiënten met gemetastaseerd melanoom is aanzienlijk verbeterd sinds de introductie van immuun-‘checkpoint’-remmers en doelgerichte therapie. Nog steeds heeft een grote groep patiënten echter niet langdurig baat bij deze behandelingen. Een nieuwe, veelbelovende behandeling, celtherapie met tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL), wordt momenteel onderzocht in een gerandomiseerde fase 3-studie. Deze studie vergelijkt TIL-therapie met standaardbehandeling ipilimumab bij patiënten met gemetastaseerd melanoom en moet de plaats van TIL-therapie aantonen in het huidig behandelarsenaal van patiënten met gemetastaseerd melanoom.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:133-6)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 3, may 2021
drs. T. Boere , dr. W.M.C. Klop , dr. W.J. van Houdt , drs. L. Karssemakers , dr. L.A. Smit , dr. E.I. Plasmeijer , dr. J.P. de Boer , prof. dr. J.B.A.G. Haanen , prof. dr. C.L. Zuur
Neoadjuvante immuuntherapie met ‘checkpoint’-remmers (ICI) in de vorm van ‘anti-programmed cell death protein 1’ (PD1) en ‘anti-cytotoxic T-lymphocyte associated protein 4’ (CTLA4) is momenteel veelbelovend als behandeling bij patiënten met verschillende soorten kanker zoals het melanoom, blaas-, long- of coloncarcinoom. Onlangs is anti-PD1-therapie ook onderzocht in een fase 2-studie bij patiënten met een resectabel stadium III-IVa cutaan plaveiselcelcarcinoom (cPCC) van het hoofd-halsgebied. Neoadjuvant cemiplimab (2 doses van 350 mg) bleek veilig te zijn en resulteerde bij 70% van de patiënten in een histopathologische complete of bijna-complete respons ten tijde van chirurgie. De werkzaamheid van anti-PD1 in combinatie met anti-CTLA4 bij cPCC-patiënten is echter tot op heden niet onderzocht. In de MATISSE-studie worden patiënten met een cPCC binnen of buiten het hoofd-halsgebied gerandomiseerd voor een behandeling met twee kuren nivolumab (groep A) of twee kuren nivolumab in combinatie met een kuur ipilimumab (groep B) voorafgaand aan de standaardbehandeling bestaande uit chirurgie met of zonder adjuvante radiotherapie. Het primaire doel van deze fase 2-studie is het bepalen van de werkzaamheid van neoadjuvante ICI ten tijde van de operatie in week 4 (zie https://clinicaltrials.gov/ct2/show NCT04620200).
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:92-5)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 2, april 2021
drs. V.C.M. Geurts , L.A. van den Hoven MSc, drs. L. Voorwerk , dr. M. Kok
Blokkade van HER2 door trastuzumab vormt het fundament van de behandeling van patiënten met HER2-positieve borstkanker. De werking van trastuzumab berust gedeeltelijk op lysis van de tumorcellen door onder andere NK-cellen, via een mechanisme genaamd antilichaam-afhankelijke celcytotoxiciteit (ADCC). Dit mechanisme kan echter worden geremd door binding van het immuun-checkpoint NKG2A aan op tumorcellen aanwezige HLA-E-eiwitten. Monalizumab is een monoklonaal antilichaam gericht tegen de NKG2A-receptor, waardoor binding met HLA-E wordt voorkomen en NK- en T-cellen worden geactiveerd. In een eerdere fase 2-studie werd klinische activiteit waargenomen bij patiënten met hoofd-halskanker bij wie monalizumab werd gecombineerd met cetuximab (anti-EGFR). Nog niet eerder werd de effectiviteit van monalizumab bij borstkankerpatiënten onderzocht. Onze hypothese is dat monalizumab trastuzumab-gemedieerde ADCC verbetert, waardoor trastuzumab-resistentie wordt verholpen en anti-tumor-immuniteit wordt gestimuleerd bij patiënten met gemetastaseerde HER2-positieve borstkanker.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:62-5)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 1, february 2021
drs. F.E.F. Timmer , drs. B. Geboers , dr. H.J. Scheffer , drs. J.E.E. Pouw , dr. M.P. van den Tol , drs. J.J.J. de Vries , dr. D.E. Oprea-Lager , dr. C.W. Menke-van der Houven van Oordt , prof. dr. J.W. Wilmink , prof. dr. H.J. van der Vliet , prof. dr. T. de Gruijl , dr. M.R. Meijerink
Pancreascarcinoom is een van de meest dodelijke vormen van kanker. In de loop der jaren hebben nieuwe therapieën bij deze ziekte slechts een marginale overlevingswinst opgeleverd. Bij gemetastaseerde ziekte (stadium IV, AJCC) is in Nederland na behandeling met chemotherapie de mediane overleving slechts 6,4 maanden. Eerder onderzoek liet veelbelovende resultaten zien bij de behandeling van lokaal gevorderd pancreascarcinoom (LAPC, stadium III, AJCC) met chemotherapie en irreversibele elektroporatie (IRE), een lokale ablatietechniek die gebruikmaakt van hoogvoltage elektrische pulsen om tumorcellen te doden. Er werd naast een gesuggereerde bescheiden overlevingswinst ook aangetoond dat IRE een systemische immuunrespons induceert. Deze immuunrespons is echter tijdelijk en onvoldoende potent om een duurzame antitumorreactie te bewerkstelligen. Het benutten van deze lichaamseigen immuunrespons door middel van lokale en systemische immuuntherapie kan een synergistisch effect opleveren, waarbij potentieel wel een duurzame antitumorrespons tot stand wordt gebracht. De PANFIRE-III (NCT04612530) is een prospectieve gerandomiseerde fase 1-studie die als primair doel heeft om de veiligheid te onderzoeken van de combinatietherapieën IRE + nivolumab (groep B) en CpG + IRE + nivolumab (groep C) bij patiënten met oligo-gemetastaseerd pancreascarcinoom die geen progressie hebben na behandeling met minimaal vier kuren FOLFIRINOX-chemotherapie. Het secundaire doel beoogt verduidelijking te geven omtrent de effectiviteit van de experimentele groepen (groep B, C) en de controlegroep A (nivolumab-monotherapie). Hierbij wordt gekeken naar de overleving en progressievrije overleving. Daarnaast wordt gekeken naar de locoregionale en systemische immuunrespons. De combinatiebehandeling van IRE met immuuntherapie kan potentieel een systemische bescherming induceren door middel van in-vivo-vaccinatie tegen de pancreastumorcellen waardoor de tumorgroei lokaal en op afstand wordt geremd.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:23-7)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 1, february 2021
drs. M.A. van Beers , prof. dr. C.H. van Gils , dr. G.W.J. Frederix , prof. dr. P.A. de Jong , dr. C.M. Speksnijder , prof. dr. R. de Bree
Een faryngocutane fistel (FCF) is een veel voorkomende postoperatieve complicatie na een totale larynxextirpatie (TLE) en is vaak moeilijk te behandelen. Het optreden van een FCF gaat samen met de noodzaak tot langdurige sondevoeding, verminderde kwaliteit van leven, langdurigere ziekenhuisopname, verhoogde zorgkosten en uitstel van spraakrevalidatie, orale voedselinname en eventuele adjuvante behandelingen. Een van de strategieën om fistelvorming na TLE te minimaliseren, is het profylactisch naar de hals brengen van een pectoralis major myofasciale lap (PMMF) ter versterking van de faryngeale naad. Het gebruik van deze profylactische PMMF wordt aangeraden bij patiënten met een hoog risico op FCF. Recente studies rapporteerden een lage skeletspiermassa (SSM) als een significante voorspeller voor FCF. In een multicenter gerandomiseerde klinische studie worden patiënten geworven die gepland staan voor een TLE in de hoofd-halscentra van de Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT). Met deze klinische studie wordt onderzocht of bij TLE-patiënten met een hoog risico voor FCF vanwege een lage SSM het profylactisch gebruik van een PMMF ter versterking van de faryngeale naad het risico op FCF kan verlagen. SSM wordt gemeten door middel van preoperatief routinematig vervaardigde CT- of MRI-scans op niveau C3. Patiënten met een lage skeletspiermassa worden vervolgens gerandomiseerd en verdeeld in de groepen die een TLE ondergaan met of zonder de profylactische PMMF. De primaire uitkomstmaat van dit onderzoek is het verschil in de incidentie van fistelvorming tussen beide groepen. Secundaire uitkomstmaten van dit onderzoek zijn verschillen in schouder-, nek- en slikfunctie, stemkwaliteit, kwaliteit van leven, opnameduur, perspectief van de patiënten op de behandeling en kosteneffectiviteit.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:28-31)
Lees verder