NTVO - jaargang 21, nummer 2, mei 2024
drs. L.L. Hoeijmakers , drs. M.W. Lucas , prof. dr. C.U. Blank
Bij een hoogrisico- stadium II (IIB-C)-melanoom geeft behandeling met adjuvante immuuntherapie een verbetering van recidiefvrije overleving. Adjuvante immuuntherapie is nog niet goedgekeurd in Nederland voor hoogrisico- stadium II-melanoom, mede door een relatief kleine vermindering van het absolute aantal recidieven. Bij stadium III-melanoom is dit wel goedgekeurd, maar is er steeds meer bewijs dat immuuntherapie effectiever kan zijn als deze neoadjuvant wordt toegediend. De effectiefste combinatie lijkt momenteel de intraveneuze toediening van neoadjuvant ipilimumab (anti-CTLA-4) en nivolumab (anti-PD-1), die wel een hogere kans geeft op toxiciteit dan anti-PD-1-monotherapie. Een hoger ‘number-needed-to-treat’ maakt voor stadium II-melanoom de noodzaak groter voor het vinden van een laag-toxische, effectieve neoadjuvante behandeling. Het lokaal toedienen van immuuntherapie zou hiervoor een oplossing kunnen bieden, met lagere doseringen en zo min mogelijk bijwerkingen. De MARIANE-studie zal daarom toetsen of intradermale injectie van een lage dosering ipilimumab en nivolumab bij patiënten met een hoogrisico- stadium II-melanoom de kans verkleint op een positieve schildwachtklier met vitale tumorcellen en daarbij de recidiefvrije overleving kan verbeteren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:74–7)
Lees verderNTVO - jaargang 21, nummer 2, mei 2024
drs. T.A. Gootzen , dr. M.P. Steenbeek , dr. M.H.D. van Bommel , dr. ir. J. IntHout , dr. C.B. Peterson , dr. M. Simons , prof. dr. C.B. Roes , dr. C.M. Kets , dr. B.M. Norquist , prof. dr. E.M. Swisher , prof. dr. R.P.M.G. Hermens , prof. dr. K.H. Lu , dr. J.A. de Hullu , TUBA-WISP II-consortium
Vrouwen met een hoog risico op ovariumcarcinoom krijgen het advies om een risico-reducerende salpingo-ovariëctomie (RRSO) te ondergaan ter preventie hiervan. De redenen hiervoor zijn de zeer slechte prognose van het ovariumcarcinoom en het gebrek aan screeningsmogelijkheden. RRSO is zeer effectief, maar heeft ook nadelen, met name de chirurgisch geïnduceerde premature menopauze. Er is steeds meer bewijs dat een ovariumcarcinoom, met name het hooggradig sereuze type, in de tuba ontstaat. Deze bevinding heeft geleid tot een potentiële alternatieve preventieve strategie: een tubectomie (risico-reducerende salpingectomie (RRS)) met een uitgestelde ovariëctomie (risico-reducerende ovariëctomie (RRO)), waardoor de premature menopauze wordt uitgesteld. Twee eerdere studies hebben laten zien dat deze alternatieve strategie een gunstig effect heeft op menopauze-gerelateerde kwaliteit van leven en seksuele gezondheid ten opzichte van de standaard RRSO.
De TUBA-WISP II-studie onderzoekt bij draagsters van de pathogene variant van BRCA1 en BRCA2 of de alternatieve strategie even veilig is als de standaard RRSO met betrekking tot de incidentie van ovariumcarcinoom. Het betreft een internationale, prospectieve, multicenter preferentiestudie met twee groepen, wat betekent dat vrouwen de strategie van hun voorkeur kiezen. De primaire uitkomstmaat is de cumulatieve incidentie van ovariumcarcinoom op de leeftijd van 46 jaar (BRCA1) en 51 jaar (BRCA2). Naar verwachting zijn eind 2027 de benodigde 3.000 inclusies gehaald, waarbij de definitieve primaire uitkomstmaat wordt verwacht in 2037, na een minimale follow-up van 10 jaar. Meer informatie over deze studie is beschikbaar via clinicaltrials.gov (NCT04294927).
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:78–83)
Lees verderNTVO - jaargang 21, nummer 1, maart 2024
drs. E. Droogers , drs. M.P. Hendriks , dr. S.E.M. Veldhuijzen van Zanten , namens het studieteam FAPI for CUP
Patiënten met de diagnose primaire tumor onbekend (PTO) vormen een groep patiënten met uitzaaiingen bij wie ondanks uitgebreide diagnostiek de oorsprong niet kan worden geïdentificeerd. In deze prospectieve multicenterstudie wordt onderzocht of de primaire tumor bij patiënten met PTO kan worden gedetecteerd door middel van een PET-CT-scan met de nieuwe radiotracer [18F]-fluoro ‘fibroblast activation protein inhibitor’ ([18F]F-FAPI).
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:29–31)
Lees verderNTVO - jaargang 21, nummer 1, maart 2024
drs. S. van den Bosch , prof. dr. R.P. Takes , dr. M. de Ridder , prof. dr. R. de Bree , dr. A. Al-Mamgani , dr. W.H. Schreuder , dr. F.J.P. Hoebers , dr. S. van Weert , dr. J.B.W. Elbers , dr. J.A. Hardillo , drs. T.W.H. Meijer , dr. B.E.C. Plaat , drs. M.A. de Jong , prof. dr. J.C. Jansen , dr. D.J. Wellenstein , dr. G.B. van den Broek , dr. W.V. Vogel , drs. A.I.J. Arens , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders
Bij primaire radiotherapie van het larynx- en farynxcarcinoom worden klinisch negatieve lymfeklieren in de hals meestal beiderzijds electief bestraald om mogelijke occulte metastasen te elimineren. Een electieve halsbestraling draagt in belangrijke mate bij aan permanente bijwerkingen zoals xerostomie en dysfagie, die de kwaliteit van leven nadelig beïnvloeden. Een recente meta-analyse toont dat de schildwachtklierprocedure een zeer betrouwbaar onderzoek is om lymfekliermetastasen uit te sluiten bij deze tumoren. De PRIMO-studie is een Nederlands multicenter gerandomiseerd onderzoek waarbij patiënten voorafgaand aan radiotherapie de schildwachtklierprocedure ondergaan. De lymfeklieren in de hals worden alleen bestraald indien de schildwachtklier metastasen bevat. Met deze behandelstrategie kan een standaard bilaterale electieve halsbestraling bij 9 van de 10 patiënten worden voorkomen. Onderzocht wordt of een gepersonaliseerde bestraling van de hals op geleide van de schildwachtklierprocedure niet leidt tot meer regionale recidieven (veiligheid) en resulteert in een betere kwaliteit van leven (effectiviteit) in vergelijking met een standaard bilaterale halsbestraling.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:32–5)
Lees verderNTVO - jaargang 20, nummer 6, december 2023
drs. T.F. Stoop , drs. L.W.F. Seelen , drs. F.R. van ’t Land , A.C. van der Hout , prof. dr. J.A.C. Rietjens , dr. H.C. van Santvoort , prof. dr. A.M. Stiggelbout , prof. dr. J.W. Wilmink , prof. dr. M.G. Besselink , prof. dr. C.H.J. van Eijck
In het afgelopen decennium is de overleving van patiënten met lokaal gevorderd pancreascarcinoom (LAPC) verbeterd dankzij het gebruik van nieuwe combinatiechemotherapieën. Internationale expertisecentra hebben laten zien dat na chemotherapie ongeveer 22% van de patiënten met LAPC alsnog een resectie kan ondergaan, geassocieerd met een mediane overleving van 30 maanden. Traditioneel is men in Nederland terughoudend om patiënten met LAPC te opereren. Gezien de goede resultaten van internationale expertisecentra is recentelijk in Nederland de PREOPANC-4-studie geïnitieerd (NCT05524090). Een studie binnen de ‘Dutch Pancreatic Cancer Group’ (DCPG) waarbij de internationale ‘best practice’ voor LAPC op een gestructureerde wijze in Nederland wordt ingevoerd, in samenwerking met vier internationale expertisecentra. Door het optimaliseren van de voorbehandeling met chemotherapie en het gestandaardiseerde selectieproces is de verwachting dat meer patiënten een resectie kunnen ondergaan met een 5-jaarsoverleving van ten minste 20%. Onderdeel van de PREOPANC-4-studie is een programma waarbij kwaliteit van leven wordt gemeten over de tijd, zorgverleners worden getraind in ‘shared decision-making’ en aan de hand van kwalitatieve interviewstudies hulpmiddelen worden ontwikkeld ter ondersteuning van de ‘shared decision-making’. Het doel van de PREOPANC-4-studie is om de internationale ‘best practice’ voor de behandeling van LAPC in Nederland te implementeren, strevend naar een langere overleving met een goede kwaliteit van leven. Hierbij spelen nadrukkelijk goede voorlichting en gedeelde besluitvorming een belangrijke rol.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:247–50)
Lees verderNTVO - jaargang 20, nummer 5, oktober 2023
drs. T.B.M. van den Heuvel , N.A.D. Guchelaar , drs. V.C.J. van de Vlasakker , dr. R.J. Lurvink , dr. S.L.W. Koolen , dr. E. van Meerten , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. E.V.E. Madsen , R.J.F. Bax , dr. I.H.J.T. de Hingh , dr. S.W. Nienhuijs , dr. G.J. Creemers , dr. I.E.G. van Hellemond , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. A.H.J. Mathijssen , dr. J.W.A. Burger
Bij ongeveer 10% van de patiënten met colorectaal carcinoom (CRC) ontwikkelen zich peritoneale metastasen. Voor het merendeel van deze patiënten is cytoreductieve chirurgie met hypertherme intraperitoneale chemotherapie niet zinvol vanwege te uitgebreide, niet-resectabele ziekte. De prognose voor deze patiëntengroep is slecht, aangezien systemische therapie niet erg effectief is, mogelijk doordat de chemotherapie de peritoneum-plasmabarrière niet goed passeert en maar beperkt in de buikholte terechtkomt. Chemotherapie direct in de buikholte toedienen, als aanvulling op systemische therapie, zorgt voor een hoge dosis chemotherapie in de buikholte. Irinotecan lijkt hiervoor geschikt vanwege de beperkte systemische opname vanuit de buikholte. In de INTERACT-fase I-studie is de maximaal tolereerbare dosis van intraperitoneaal toegediende irinotecan in combinatie met mFOLFOX-4/bevacizumab bepaald. Vanwege de hoopvolle resultaten uit deze studie, waarbij vier patiënten uiteindelijk toch in aanmerking kwamen voor CRS-HIPEC, is de INTERACT-II opgezet. In deze fase II-studie zullen 85 patiënten met uitgebreide peritoneale ziekte (PCI >20) worden behandeld met mFOLFOX-4/bevacizumab intraveneus en irinotecan 75 mg intraperitoneaal. Primair eindpunt is de algehele overleving. Secundaire eindpunten zijn onder andere progressievrije overleving, toxiciteit, kwaliteit van leven en farmacokinetiek.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:210–4)
Lees verderNTVO - jaargang 20, nummer 5, oktober 2023
P.E. Borgonje , dr. G.J.M. Herder , dr. L.M. Andrews , dr. P. van Horssen , dr. J.M.H. de Klerk
In de PROFILE-studie wordt de radiotracer 68Ga-FAPI onderzocht bij patiënten met stadium IV niet-kleincellig longkanker. FAPI, ‘fibroblast activation protein inhibitor’, bindt zeer specifiek aan ‘fibroblast activation protein’ (FAP), dat tot expressie komt op het membraan van zogenoemde ‘cancer-associated fibroblasts’ (CAF’s). In verschillende typen kanker is aangetoond dat 68Ga-FAPI-PET/CT even goed of beter presteert dan 18F-FDG-PET/CT en in de PROFILE-studie zal dit specifiek bij niet-kleincellig longkanker verder worden onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of de 68Ga-FAPI-opname van voorspellende waarde kan zijn voor de respons op immuuntherapie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:215–7)
Lees verder