NTVO - 2015, nummer 6, september 2015
drs. S. van den Bosch , dr. T. Dijkema , dr. M.C. Kunze-Busch , prof. dr. C.H.J. Terhaard , dr. F.J.P. Hoebers , drs. M.R. Vergeer , dr. B. Kreike , dr. O.B. Wijers , prof. dr. W.J.G. Oyen , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders
Bij radiotherapie voor hoofd-halstumoren worden klinisch negatieve lymfeklierstations in de hals behandeld met een electieve dosis om eventuele occulte metastasen te behandelen. Dankzij moderne hoogresolutie diagnostische beeldvorming is de occulte ‘tumorload’ in deze lymfeklierstations de laatste decades afgenomen. De benodigde electieve bestralingsdosis is afhankelijk van deze occulte ‘tumorload’. Om die reden is de huidige electieve dosis zeer waarschijnlijk hoger dan nodig. UPGRADE-RT is een multicentrum gerandomiseerde studie waarin wordt onderzocht of een lagere electieve dosis resulteert in minder toxiciteit en een betere kwaliteit van leven na de behandeling bij een gelijkblijvend aantal recidieven in de electief behandelde hals.
(NÈD TIJDSCHR ONCOL 2015;12:239–42)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 5, august 2015
prof. dr. C.U. Blank , dr. A.C.J. van Akkooi
De combinatie van de T-cel-checkpointremmers anti-CTLA-4 (ipilimumab) en anti-PD-1 (nivolumab) is momenteel de meest belovende immuuntherapie voor gevorderde melanoompatiënten. Dit wekt de vraag op of ipilimumab plus nivolumab ook een mogelijke therapie in de adjuvante situatie kan zijn. In tegenstelling tot chemotherapie, hangt immuuntherapie af van voldoende activatie van het immuunsysteem, dus voldoende presentatie van tumorantigenen. Daarom denken wij dat adjuvante immuuntherapie het best gaat werken als de adjuvante therapie wordt gestart voor het chirurgisch verwijderen van de tumor (neoadjuvant dus). De OpACIN-studie (sinds april 2015 open) probeert deze vraag te beantwoorden door een neoadjuvante met een adjuvante behandeling met ipilimumab plus nivolumab te vergelijken bij stadium III-melanoompatiënten met palpabele klieren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:194–7)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 5, august 2015
drs. M.A. Frouws , dr. H.W. Kapiteijn , dr., prof. dr. J.E.A. Portielje , J. Pon , H. Schipper , dr. G. Liefers
Vanwege de recentelijk gestarte screening en almaar stijgende incidentie zal het aantal oudere patiënten met coloncarcinoom de komende jaren exponentieel stijgen. Hierdoor is er een toenemende behoefte aan nieuwe, laagtoxische therapie. Retrospectief onderzoek toont aan dat gebruik van aspirine na de diagnose coloncarcinoom met name bij oudere patiënten een gunstig effect heeft op de overleving. De Aspirin-studie is een dubbelblind, gerandomiseerd, placebogecontroleerd fase 3-onderzoek naar het effect van aspirine op recidieven en overleving bij oudere patiënten met een coloncarcinoom. Het primaire eindpunt is vijfjaarsoverleving.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:198–200)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 3, may 2015
drs. E.J. van Helden , drs. S.C. van Es , drs. F. Bensch , drs. E. Boon , dr. C.W. Menke-van der Houven van Oordt , dr. C.P. Schröder , prof. dr. C.M.L. van Herpen , dr. A.H. Brouwers , dr. A.W.J.M. Glaudemans , dr. O.S. Hoekstra , prof. dr. W.J.G. Oyen , prof. dr. W.T.A. van der Graaf , prof. dr. H.M.W. Verheul , prof. dr. E.G.E. de Vries
De huidige methoden om patiënten met gemetastaseerd mammacarcinoom, colorectaal carcinoom en heldercellig niercelcarcinoom te selecteren voor targeted therapie zijn niet optimaal. Een mogelijke oorzaak is inter- en intratumorale heterogeniteit, waarmee in de praktijk vaak nog weinig rekening wordt gehouden. In de drie IMPACT-studies wordt het klinische nut van vier nieuwe tracers voor positronemissietomografie (PET) onderzocht. Deze radiofarmaca hebben als target de oestrogeenreceptor (ER), de humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2), de epidermale groeifactorreceptor (EGFR) en koolzuuranhydrase IX (CAIX). Daarnaast worden in deze studies vroege veranderingen in fluor-18-fluorodeoxyglucose (18F-FDG)-opname geëvalueerd en worden analyses in bloed en tumor gecorreleerd met behandelrespons en PET-scanuitslagen. Met behulp van moleculaire beeldvorming is het mogelijk een moleculair tumorprofiel van alle tumorlaesies te evalueren en heterogeniteit aan te tonen. Het doel van de IMPACT-studies is het optimaliseren van de patiëntselectie voor targeted therapie door middel van PET, om zo de palliatieve behandeling voor gemetastaseerd mammacarcinoom, colorectaal carcinoom en heldercellig niercelcarcinoom te verbeteren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:114–20)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 3, may 2015
drs. M.H. Geukes Foppen MD, ., PhD-student., M. van Klinken , prof. dr. J.B.A.G. Haanen
In Nederland werd in 2013 bij 5.400 patiënten de diagnose melanoom gesteld. Ongeveer 20% van deze patiënten ontwikkelt metastasen op afstand. In Nederland overleden in 2013 ongeveer 800 patiënten ten gevolgen van een uitgezaaid melanoom. Tot 2010 was dacarbazine in Nederland de enige geregistreerde behandeling voor het inoperabele stadium IV-melanoom, met een gemiddelde progressievrije overleving van slechts 2 maanden. Vanaf 2010 werden onder andere ipilimumab, een monoklonaal antilichaam tegen CTLA-4 op geactiveerde T-lymfocyten, en vemurafenib en dabrafenib, sterke remmers van het gemuteerde BRAF-eiwit, geïntroduceerd in de kliniek. Ipilimumab geeft een verbetering in totale overleving bij een subgroep patiënten. Ipilimumab kan echter ernstige, soms levensbedreigende, bijwerkingen met zich meebrengen. Vemurafenib en dabrafenib zijn actief bij het merendeel van de patiënten met een BRAF-V600-mutatie. Helaas blijkt dit effect bij vrijwel alle patiënten van relatief korte duur te zijn.
Tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL) zijn lymfocyten die zich in de tumor bevinden, maar door immuunremmende werking vanuit de tumorcellen of het micromilieu van de tumor minder effectief zijn geworden. Onder andere Dudley en Rosenberg toonden aan dat infusie met een groot aantal TIL, voorafgegaan door conditionerende chemotherapie, al dan niet gecombineerd met totale lichaamsbestraling, een hoge objectieve responskans kon bewerkstelligen. Noemenswaardig is dat 10–20% van de behandelde patiënten in langdurige remissie kwam. Onlangs is in het Antoni van Leeuwenhoek de gerandomiseerde TIL-studie geopend. Deze studie heeft als doel om te achterhalen of bij patiënten met een niet-operabel stadium IIIc-, of stadium IV-melanoom, de TIL-behandeling een verbetering van progressievrije overleving op t = 6 maanden ten opzichte van ipilimumab bewerkstelligt.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:121–4)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 2, march 2015
drs. B.J. Noordman , drs. J. Shapiro , dr. M.C.W. Spaander , prof. dr. K.K. Krishnadath , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , dr. M.I. van Berge Henegouwen , dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen , prof. dr. R. van Hillegersberg , dr. M.N. Sosef , prof. dr. E.W. Steyerberg , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. J.J.B. van Lanschot
Inleiding: Sinds de publicatie van de CROSS-trial bestaat de in opzet curatieve behandeling voor patiënten met een oesofaguscarcinoom uit neoadjuvante chemoradiotherapie (nCRT) gevolgd door een slokdarmresectie. Nadere analyse van de resultaten van de CROSS-trial toonde aan dat er bij 29% van de patiënten die nCRT hadden ondergaan, sprake was van een pathologisch complete respons in het resectiepreparaat. Deze bevindingen hebben ertoe geleid dat de timing en de indicatie om (alle) patiënten na nCRT te opereren ter discussie staat. Voordat een beleid van ‘active surveillance’ bij patiënten zonder aantoonbare tumorrest in een klinisch onderzoek kan worden bestudeerd, moet eerst worden aangetoond dat aan- of afwezigheid van tumorrest met grote betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.
Methoden: De preSANO-trial is een multicentrum, prospectief haalbaarheidsonderzoek, gericht op patiënten met een in opzet curatief te behandelen slokdarmcarcinoom. Zes weken na het einde van de nCRT wordt de klinische respons beoordeeld door middel van endoscopie met biopsieën en endosonografie (eerste ‘clinical response evaluation’; CRE-I). Patiënten met vitale tumorcellen in de biopten ondergaan direct aansluitend een slokdarmresectie. Patiënten zonder vitale tumorcellen in de biopten komen in aanmerking voor een uitgestelde resectie, 12–14 weken na het einde van de nCRT. Eén week voorafgaand aan de uitgestelde operatie volgt een tweede diagnostisch traject (CRE-II) ter beoordeling van de respons, bestaande uit een PET-CT-scan, gevolgd door endoscopie met biopsieën, endosonografie en fijnenaaldaspiratie van PET-positieve laesies en/of verdachte lymfeklieren. Alle patiënten ondergaan vervolgens een resectie, tenzij alsnog afstandsmetastasering wordt vastgesteld. De primaire uitkomstmaat van dit onderzoek is de correlatie tussen de klinische respons bij CRE-I en CRE-II, en de pathologische respons in het resectiepreparaat.
Discussie: Als uit de huidige preSANO-trial blijkt dat de aan- of afwezigheid van tumorrest nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal in een multicentrum gerandomiseerd vervolgonderzoek (SANO-trial; ‘Surgery As Needed for Oesophageal cancer trial’) worden onderzocht of patiënten met een klinisch complete respons na nCRT baat hebben bij een ‘active surveillance’-beleid.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:78–84)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 2, march 2015
R.H.J. Golsteijn , dr. C. Bolman , E. Volders , dr. D.A. Peels , prof. dr. H. de Vries , prof. dr. L. Lechner
Steeds meer onderzoek laat zien dat bewegen een positieve invloed heeft op de negatieve effecten van kanker en de bijbehorende behandeling. Er is daarom behoefte aan effectieve, laagdrempelige, voor een grote groep toegankelijke beweegprogramma’s die niet alleen sporten, maar ook bewegen in het dagelijks leven stimuleren. OncoActief is een online en schriftelijk advies-op-maat beweegprogramma voor prostaaten darmkankerpatiënten, gebaseerd op gedragsveranderingsstrategieën en gericht op de bewustmaking van het eigen beweeggedrag en het motiveren om meer te gaan en te blijven bewegen. In dit artikel wordt de achtergrond en opzet van een gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van de OncoActief-interventie beschreven.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:85–9)
Lees verder