Patiënten met initieel niet-reseceerbare levermetastasen van colorectaalkanker komen mogelijk in aanmerking voor een lokale behandeling met curatieve intentie, waarbij eerst de tumorgrootte wordt gereduceerd aan de hand van systemische inductietherapie. In de fase III-studie CAIRO5 van de Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG) werden verschillende systemische eerstelijnsbehandelingen vergeleken bij deze patiëntenpopulatie.
De open-label, multicenterstudie CAIRO5 includeerde volwassenen met histologisch bevestigde colorectaalkanker waarvan de RAS/BRAFV600E-mutatiestatus bekend was, met een WHO-prestatiestatus van 0-1 en initieel niet-reseceerbare levermetastasen. De reseceerbaarheid van de colorectaalkanker-levermetastasen werd bepaald door een expert-panel van leverchirurgen en radiologen, bij aanvang van de studie en elke twee maanden daarna, aan de hand van vooraf opgestelde criteria.
Patiënten met een primaire tumorlocatie aan de rechterzijde of een RAS/BRAFV600E-gemuteerde tumor werden 1:1 gerandomiseerd naar behandeling met FOLFOX of FOLFIRI plus bevacizumab (groep A) of FOLFOXIRI plus bevacizumab (groep B). Patiënten met een primaire tumorlocatie aan de linkerzijde en patiënten met een RAS/BRAFV600E-wildtype tumor werden 1:1 gerandomiseerd naar behandeling met FOLFOX of FOLFIRI plus bevacizumab (groep C) of FOLFOX of FOLFIRI plus panitumumab (groep D), elke 14 dagen voor maximaal 12 cycli. De primaire uitkomst van de studie was de progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) op basis van de ’intention-to-treat’-populatie.
Tussen 2014 en 2022 werden 530 patiënten gerandomiseerd naar een behandeling, waarvan 327 mannen en 203 vrouwen. De deelnemers waren mediaan 62 jaar oud. Totaal werden 148 patiënten in groep A ingedeeld, 146 patiënten in groep B, 118 patiënten in groep C en 118 patiënten in groep D. Wegens futiliteit werden groep C en D prematuur gesloten. Patiënten in groep A en B werden voor een mediane periode van 51,1 maanden gevolgd en patiënten in groep C en D voor mediaan 49,9 maanden.
De mediane PFS bleek significant langer in groep B (mediaan 10,6 maanden) dan in groep A (mediaan 9,0 maanden; HR [95%-BI]: 0,76 [0,60-0,98]; p=0,032). Er was geen significant verschil tussen de PFS van groep C (mediaan 10,8 maanden) en groep D (mediaan 10,4 maanden; HR [95%-BI]: 1,11 [0,84-1,48]; p=0,46).
De meest geziene graad 3/4-bijwerking was neutropenie. Deze bijwerking werd vaker gezien in groep B (40%) dan in groep A (13%; p<0,0001) en in vergelijkbare mate in groep C (25%) en groep D (21%; p=0,44). Verder werd bij 14% van de patiënten in groep A en B graad 3/4 hypertensie gezien, wat voorkwam bij 18% van groep C en 7% van groep D (p=0,016). Daarnaast kwam hooggradige diarree voor bij 1 op de 5 patiënten in groep B en bij slechts 3% van groep A (p<0,0001); in groep C en D kwam dit voor bij respectievelijk 4% en 16% van de patiënten (p=0,007). Daarnaast kwam in groep D bij 25% van de deelnemers huidtoxiciteit voor van graad 3/4. In groep B werden zeven behandelingsgerelateerde overlijdens gerapporteerd, in groep C één behandelingsgerelateerde overlijden en in groep D drie behandelingsgerelateerde overlijdens.
In deze studie werden verschillende eerstelijnsbehandelingen onderzocht voor patiënten met initieel niet-reseceerbare colorectaalkanker-levermetastasen. Hierbij werd gezien dat patiënten met een primaire tumor aan de rechterkant of een RAS/BRAFV600E-gemuteerde tumor een langere progressievrije overleving vertoonden bij behandeling met FOLFOXIRI plus bevacizumab ten opzichte van FOLFOX of FOLFIRI plus bevacizumab. Wel kwam er meer toxiciteit voor in de groep die FOLFOXIRI plus bevacizumab ontving. De onderzoekers concluderen uit deze resultaten dat FOLFOXIRI plus bevacizumab de voorkeursbehandeling is voor deze patiëntensubgroep. Bij patiënten met een primaire tumor aan de linkerkant of een RAS/BRAFV600E-wildtype tumor bleek de toevoeging van panitumumab aan een FOLFOX- of FOLFIRI-regime niet te leiden tot klinisch voordeel ten opzichte van FOLFOX of FOLFIRI plus bevacizumab, maar wel tot substantieel meer toxiciteit. Derhalve heeft de combinatie met panitumumab niet de voorkeur bij de behandeling van deze patiëntenpopulatie.
Referentie