Wat is teelbalkanker?
Wanneer cellen van een zaadbal zich ongeremd en ongecontroleerd gaan delen, is er sprake van zaadbalkanker, ook wel bekend als teelbalkanker of testiscarcinoom. Deze vorm van kanker groeit relatief snel, is agressief en zaait ook sneller uit dan andere kankersoorten. Toch is deze vorm van kanker goed te behandelen, zelfs wanneer er sprake is van uitzaaiingen.
De teelballen zijn onderdeel van de mannelijke geslachtsorganen. Deze zaadballen –testes- zitten met twee kleinere bijballen in de balzak. Deze testes produceren mannelijke hormonen en zaadcellen. Deze cellen rijpen vervolgens in de bijbal. Teelbalkanker ontstaat bij de meeste patiënten in de kiemcellen. Deze cellen produceren het zaad. Er bestaan twee soorten kiemceltumoren:
In Nederland krijgen ieder jaar ongeveer 700 tot 800 mannen de diagnose teelbalkanker. Dit aantal is de afgelopen decennia toegenomen. De patiënten zijn voornamelijk mannen jonger dan 50 jaar. Omdat de meeste tumoren in een vroeg stadium worden ontdekt, is de prognose voor deze patiënten goed. De 5-jaars overleving van patiënten met een stadium I tumor is 100 procent. Dit daalt tot 89 procent bij een diagnose van een stadium III kanker.
Teelbalkanker kan in het begin van de ontwikkeling al zorgen voor klachten. Dit is ook de reden waarom deze ziekte vaak in een vroeg stadium wordt ontdekt. Patiënten kunnen last hebben van de onderstaande klachten:
Er is geen directe oorzaak aan te wijzen voor het ontstaan van teelbalkanker. Van een aantal factoren is bekend dat ze de kans op kanker in de testis kunnen vergroten. Deze factoren zijn:
Mocht de huisarts vermoeden dat een patiënt teelbalkanker heeft, zal hij hem eerst lichamelijk onderzoeken. Omdat de klachten van patiënten met teelbalcarcinoom overeenkomen met andere aandoeningen, kan het zijn dat de huisarts bijvoorbeeld eerst antibiotica tegen een bijbalontsteking voorschrijft. Als de klachten van de patiënt niet verdwijnen, zal de huisarts hem doorverwijzen naar een uroloog. Die zal het lichamelijk onderzoek herhalen, maar ook mogelijk bloedonderzoek, een echografie en orchidectomie laten uitvoeren. Bij het bloedonderzoek kan worden gekeken of bepaalde waarden in het bloed verhoogd zijn. Bij een echografie worden de weefsels in de balzak zichtbaar en daarbij ook mogelijk afwijkingen. Een orchidectomie is het verwijderen van de zaadbal, de bijbal en de zaadstreng voor de definitieve diagnose. Deze operatie wordt relatief vroeg in het behandelproces uitgevoerd om de groei en verdere uitzaaiingen te voorkomen.
Als de diagnose teelbalkanker is gesteld, kan het zijn dat er nog vervolgonderzoeken nodig zijn. Deze zijn nodig om te bepalen hoe ver de tumor is andere weefsels is doorgegroeid of mogelijk uitgezaaid. Dit kunnen een bijvoorbeeld een CT-scan, MRI-scan of botscan zijn.
Bij teelbalkanker wordt gebruikt gemaakt van een TNM-classificatie. De T staat hierin voor de uitbreiding van de primaire tumor (eerst ontstane tumor). De N geeft aan of er uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren en de ernst hiervan. De M geeft aan of er in andere organen uitzaaiingen zijn gevonden.
De tumor kan aan de hand van deze onderzoek in een van de onderstaande stadia worden ingedeeld:
Ook is de differentiatiegraad van de tumor van belang door de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.
Wanneer alle onderzoeken zijn afgerond en alle kenmerken van de tumor zijn vastgesteld, stelt een team van specialisten een behandelplan op. In het geval van teelbalkanker zijn een operatie, bestralingen, chemotherapie en een lymfeklieroperatie mogelijk. Een combinatie van deze behandelingen is ook mogelijk. Soms wordt er gekozen om de patiënt actief te volgen.
De operatie is onderdeel van het stellen van de diagnose, maar ook het begin van de behandeling. Wanneer uit deze operatie de definitieve diagnose wordt gesteld, kunnen de andere behandelmethoden dienen als vervolgbehandeling.
Bij het maken van een behandelplan wordt er een onderscheid gemaakt tussen de behandeling van seminomen en non-seminonen. Bij een seminoom is er vaak sprake van een stadium I en zijn er drie behandelmogelijkheden: actief volgen, bestraling en chemotherapie. Bij actief volgen wordt de patiënt regelmatig gecontroleerd om mogelijke uitzaaiingen op tijd op te sporen. Bij stadium II wordt er na de operatie chemotherapie of bestralingen geadviseerd in verband met de uitzaaiingen. Bij stadium III wordt er gekozen voor chemotherapie.
Wanneer er sprake is van een combinatietumor (seminoon als non-seminoon), wordt deze hetzelfde behandeld als een non-seminoom. Bij de een stadium I non-seminoom is er geen extra behandeling na de operatie nodig. Wanneer een patiënt een stadium II of III tumor heeft, is er extra behandeling met chemotherapie nodig.