Plaveiselcelcarcinoom

Ziektebeeld

Wat is plaveiselcelcarcinoom?

Wanneer keratinocyten, cellen in de bovenste laag van de huid (epidermis), zich ongeremd gaan delen, wordt er gesproken over een plaveiselcelcarcinoom of spinocellulair carcinoom. Het kan overal op het lichaam ontstaan, maar meestal worden de tumoren gevonden in gebieden die worden blootgesteld aan de zon, bijvoorbeeld in het gezicht, armen of benen. Ongeveer 15 procent van alle patiënten met huidkanker heeft deze vorm van de ziekte.

Keratinocyten zijn cellen waaruit de opperhuid (bovenste laag huid, epidermis) is opgebouwd. In de onderste laag van de opperhuid zitten basaalcellen. Vanuit deze cellen ontstaan nieuwe huidcellen. In ongeveer een maand tijd veranderen deze nieuwe cellen van vorm en dan worden ze plaveiselcellen genoemd. De primaire functie van deze cellen is het vormen van een barrière tegen beschadigingen van buiten het lichaam, zoals Uv-straling en bacteriën.

In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 9000 mensen de diagnose plaveiselcelcarcinoom. Dit aantal is de afgelopen jaren enorm gestegen. Het merendeel van deze patiënten is man en ouder dan 75 jaar. De kans op genezing bij patiënten met dit type huidkanker is hoog in vergelijking met andere typen kanker. Ongeveer 91 procent van de tumoren die wordt gediagnosticeerd, is een stadium 1 tumor en daarvan is de 5-jaars overleving 98 procent.

Symptomen

Een beginnend plaveiselcelcarcinoom ziet eruit als een witte of lichtgekleurde plek. Deze plek groeit langzaam en er kunnen schilfers op komen. De plek kan ook pijn gaan doen naarmate deze groter wordt. De tumor wordt uiteindelijk een niet-genezende zweer die spontaan kan gaan bloeden.

Oorzaak

Van een aantal factoren is bekend dat zij het risico op basaalcelcarcinoom vergroten:

  • UV-straling: van de hoeveelheid straling gedurende het leven, een te hoge blootstelling aan UV voor kinderen tot en met 15 en het aantal keren dat iemand is verbrand is bekend dat dit een grotere kans geeft op huidkanker.
  • Het gebruik van zonnebanken
  • Huidtype: mensen met een huidtype dat snel verbrandt, hebben een grotere kans op het ontwikkelen van plaveiselcelcarcinoom.
  • Leeftijd
  • Verzwakt immuunsysteem: het effect van Uv-straling is bij deze patiënten nog groter dan bij gezonde mensen. Voorbeelden hiervan zijn mensen met HIV/aids of Chronisch myeloide leukemie.
  • Besmetting met het HPV-virus.
  • Lichttherapie: patiënten die behandeld worden met PUVA – een soort lichttherapie – hebben een vergrote kans op het ontwikkelen van een huidkanker.
  • Bestraling: patiënten die op een jonge leeftijd zijn bestraald voor een huidaandoening hebben een verhoogd risico van huidkanker rondom de bestraalde plek.
  • Erfelijke huidaandoeningen: patiënten met xeroderma pigmentosum, epidermodysplasia verruciformis, recessieve dystrofische epidermolysis bullosa, albinisme of polymorphismen hebben een vergrote kans op huidkanker
  • Chronische huidontsteking: zweren of Lichen sclerosus
  • Roken: mensen die roken hebben twee keer zo veel kans op huidkanker als niet-rokers

Van bepaalde aandoeningen is bekend dat ze kunnen leiden tot plaveiselcelcarcinoom. Wanneer deze plekjes niet worden behandeld, kunnen deze zich ontwikkelen tot huidtumoren. Patiënten met actinische keratose hebben bijvoorbeeld kleine, ruw aanvoelende plekjes die zijn ontstaan door een te hoge bloostelling aan Uv-straling. Ook is de ziekte van Bowen een voorstadium van plaveiselcelcarcinoom. Patiënten met deze aandoening hebben last van afwijkende cellen in de opperhuid die leiden tot rode, schilferende plekjes. Wanneer beide soorten irritaties niet worden verholpen, kan dit leiden tot huidkanker.

Diagnose

Mocht de huisarts vermoeden dat een patiënt plaveiselcelcarcinoom heeft, dan verwijst hij de patiënt door naar een dermatoloog of plastische chirurg. Een dermatoloog is een specialist op het gebied van huidaandoeningen.

Deze specialisten kunnen bij een vermoeden van plaveiselcelcarcinoom een biopt van de huid opvragen. Door middel van het nemen van een biopt (een stukje weefsel) kan worden bepaald welke vorm van huidkanker de patiënt heeft.

Hoewel het niet vaak voorkomt, kan een plaveiselcelcarcinoom uitzaaien. Afhankelijk van het stadium en de locatie van de tumor, kunnen patiënten een echografie of een punctie ondergaan om uit te sluiten of er sprake is van uitzaaiingen. Mocht de arts aanwijzingen voor uitzaaiingen vinden, dan kan een MRI-scan, CT-scan of PET-CT-scan volgen.

Aan de hand van deze onderzoeken wordt de kanker ook in een stadium ingedeeld. Dit is belangrijk voor het opstellen van een behandelplan en de prognose.  Bij dit type huidkanker wordt gebruik gemaakt van een TNM-classificatie. De T staat hierin voor de uitbreiding van de primaire tumor (eerst ontstane tumor). De N geeft aan of er uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren en de ernst hiervan. De M geeft aan of er in andere organen uitzaaiingen zijn gevonden. Bij plaveiselcarcinoom onderscheidt men 5 stadia van de kanker:

  • Stadium 0: de tumor beperkt zich tot de bovenste laag van de huid. Er zijn geen kankercellen gevonden in de lymfeklieren.
  • Stadium 1: de tumor is kleiner of gelijk aan 2 cm en er zijn geen kankercellen gevonden in de lymfeklieren.
  • Stadium 2
    • De tumor is groter dan 2 cm en er zijn geen kankercellen gevonden in de lymfeklieren.
    • De tumor is groter dan 1 cm en bevindt zich op de oren/lippen, groeit dieper dan 2 mm de huid in, is slecht gedifferentieerd of groeit rondom zenuwen/ bloed- of lymfevaten.
  • Stadium 3: de tumor is ingegroeid in de spier, bot, kraakbeen of skelet. Ook is er minimaal 1 uitzaaiing gevonden in een regionale lymfklier. Deze uitzaaiing is kleiner of gelijk aan 3 cm.
  • Stadium 4: er in sprake van ingroei vanuit de tumor in de schedelbasis of skelet. Ook is er minimaal 1 uitzaaiing gevonden in een omliggende lymfeklier die een grootte heeft van 3 tot 6 cm (meerdere uitzaaiingen van kleiner dan 6 cm kan ook). Het kan bij dit stadium ook voorkomen dat er uitzaaiingen ergens anders in het lichaam zijn gevonden.

Specialisten maken ook een onderscheid tussen hoog- en laag risico tumoren. Dit onderscheid maken ze om het risico op terugkeer van de ziekte te bepalen. Plaveiselcelcarcinomen met een hoog risico zijn te vinden in het gezicht, groter dan 2 cm, snelgroeiend of terugkerend, of ze groeien door in andere weefsels.

Ook de differentiatiegraad van de tumor is van belang voor de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. Een biopt is een stukje weefsel dat tijdens een kleine ingreep wordt weggehaald en onder de microscoop kan worden onderzocht. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.

Behandeling

Wanneer alle onderzoeken zijn afgerond en alle kenmerken van de tumor zijn vastgesteld, stelt een team van specialisten een behandelplan op. In het geval van plaveiselcelcarcinoom zijn er radiotherapie, een operatie of chemotherapie mogelijk.  Chemotherapie wordt alleen geadviseerd voor patiënten waarbij de ziekte is uitgezaaid.

Radiotherapie kan worden geadviseerd voor stadium II tumoren. Omdat er discussie is over het feit of radiotherapie of chirurgie in dit stadium de beste optie is, moet er in overleg met de dermatoloog, radiotherapeut en chirurg moeten besloten welke behandeling het beste past bij de patiënt.

Bevriezen (cryochirurgie) en het wegbranden (curettage en coagulatie) van de tumor zijn soms ook mogelijk, maar alleen wanneer er sprake is van kleine, laag risico tumoren. Deze behandelingen worden echter niet vaak toegepast omdat hier geen zekerheid is dat alle tumorcellen zijn verwijderd.

Aanvullende info

Patiëntenvereniging

Ziektebeeld

Symptomen

Oorzaak

Diagnose

Behandeling

Patiëntenvereniging

Links