Wat is neuskanker?
Wanneer kankercellen worden gevonden in de neusholte of neusbijholten, wordt er gesproken van neuskanker. De twee meest voorkomende soorten kanker in de neus zijn plaveiselcelcarcinoom en adenocarcinoom. Als er een plaveiselcelcarcinoom groeit in het reukorgaan, wordt dit ingedeeld als een vorm van huidkanker. Een adenocarcinoom groeit in de cellen die slijm aanmaken en is een langzaam groeiende tumor. Er kunnen ook een sarcoom, melanoom of maligne lymfoom ontstaan in de neus, maar dit zijn relatief zeldzame gevallen.
Ieder jaar krijgen ruim 100 Nederlanders de diagnose neuskanker. Het is daarmee een zeldzame vorm van kanker. Neuskanker komt vaker voor bij mannen dan vrouwen en met name bij mannen boven de 50.
Naast het feit dat de neus ons reukorgaan is, heeft het ook nog andere functies. De neus reinigt, bevochtigt en verwarmt ook de lucht die wordt ingeademd. De neusholte loopt vanaf het gezicht tot achter in de keel. Ook de neusbijholten zijn onderdeel van het reukorgaan. Dit zijn holle ruimtes die zich rondom de neus bevinden. Er zijn verschillende neusbijholten: voorhoofdsholten (sinus frontalis), kaakholten (sinus maxillaris), zeefbeenholten (sinus ethmoïdalis) en de wiggenbeensholten (sinus sphenoidalis).
In het beginstadium van neuskanker hebben patiënten weinig last van de ziekte. Het begin van de aandoening wordt vaak gekenmerkt door een neusholteontsteking. Patienten met beginnende neuskanker kunnen last hebben van pus uit de neus (soms met bloed, bloedneus), een chronisch verstopte neus, een vieze geur uit de neus, aangezichtspijn aan een kant of opgezette klieren in de hals of nek.
Wanneer de tumor is doorgegroeid naar de bovenkaak of holten, dan kunnen patiënten last hebben van:
De oorzaak van neuskanker is nog steeds onbekend. Wel zijn er een aantal risicofactoren bekend die de kans op een tumor in het reukorgaan vergroten:
Mocht de huisarts vermoeden dat een patiënt neuskanker heeft, zal hij diegene eerst lichamelijk onderzoeken. Het kan zijn dat dat hij aanvullende onderzoeken aanvraagt in het ziekenhuis. Mocht hij aanwijzingen vinden voor neuskanker, zal hij de patiënt doorverwijzen naar een keel-, neus en oorarts (KNO-arts). Die zal een algemeen KNO-onderzoek uitvoeren en in sommige gevallen een bloedonderzoek aanvragen.
Mocht tijdens deze onderzoeken iets afwijkends worden gevonden, dan kunnen verdere tests nodig zijn om een diagnose te stellen en te bepalen in welk stadium de kanker zicht bevindt. Dit kunnen onder andere een echografie (met punctie van de halsklieren), CT-scan, MRI-scan, biopsie, longfoto, PET-CT scan of röntgenfoto zijn.
Ook de differentiatiegraad van de tumor is van belang voor de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. Een biopt is een stukje weefsel dat tijdens een kleine ingreep wordt weggehaald en onder de microscoop kan worden onderzocht. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.
Wanneer de diagnose neuskanker is gesteld, zal een team van specialisten een behandelplan opstellen. Dit plan is voor iedere patiënt anders en afhankelijk van onder andere de locatie en het stadium van de kanker.
Voor patiënten met een adenocarcinoom in de neus zijn een operatie, bestralingen of chemoradiatie mogelijk. Chemoradiatie is een combinatie van chemotherapie en bestralingen. Vaak wordt er gekozen voor een combinatie van deze behandelingen.