MEN2-syndroom

Ziektebeeld

Wat is het MEN2-syndroom?

Het Multiple Endocriene Neoplasie 2-syndroom (MEN2) is een erfelijke aandoening waarbij meerdere hormoonproducerende tumoren kunnen ontstaan. Deze tumoren ontstaan in klieren, organen en weefsels die hormonen produceren. Dit leidt tot een overproductie van bepaalde hormonen, wat kan leiden tot klachten.

Hormonen zijn signaalstoffen die door endocriene klieren worden geproduceerd en via de bloedbaan bij cellen of organen terecht komen. Op deze manier beïnvloeden ze de functie van deze cellen of organen. Een voorbeeld van een endocrien orgaan is de alvleesklier. Deze produceert insuline en deze stof is verantwoordelijk voor het reguleren van de suikerspiegel. Andere voorbeelden zijn bijschildklieren, hypofyse en de bijnieren. Bij bijna alle patiënten met het MEN2-syndroom ontwikkelen een schildkliertumor. Bij ongeveer de helft van de patiënten ontstaat ook een tumor in de bijnieren.

Er bestaan twee verschillende typen syndromen: MEN2A en -2B. Er zijn een aantal verschillen tussen deze soorten:

  • Bij MEN2B zijn de schildkliertumoren vaak kwaadaardiger en agressiever dan bij MEN2A.
  • Schildkliertumoren ontstaan bij patiënten met MEN2B meestal op een jongere leeftijd dan bij patiënten met MEN2A.
  • Patiënten met MEN2B ontwikkelen bijna nooit bijschildkliertumoren.
  • Patiënten met MEN2B hebben vaak ook last van knobbeltjes op de punt van de tong, op de lippen of in de slijmvliezen van de maag of de darm.
  • Mensen met MEN2B zijn vaak lang, slank en hebben weinig spierontwikkeling. Dit wordt ook wel een Marfan-achtig uiterlijk genoemd.

Ongeveer de helft van de patiënten ontwikkelt een tumor in de bijnieren. Van deze mensen krijgt 70 procent een tumor in beide bijnieren en de tumor ontwikkelt zich altijd in het bijniermerg. Dit wordt ook we een feochromocytoom genoemd. Bij 2A-patiënten is deze bijna altijd goedaardig. Bij dit type tumor wordt er een teveel aan adrenaline en noradrenaline geproduceerd. Ongeveer 20 procent van de 2A-patiënten ontwikkelt een bijschildkliertumor. Deze zijn meestal goedaardig en veroorzaken een overmaat aan bijschildklierhormoon. Dit wordt hyperparathyreoïdie genoemd. Bijna alle patiënten met MEN2 ontwikkelen een tumor in de schildklier. Deze tumor ontstaat in de C-cellen van de schildklier en zijn in het begin goedaardig. Deze tumoren ontwikkelen zich echter bijna altijd tot kwaadaardige tumoren en heten dan medullair schildkliercarcinoom. De tumor ontwikkelt zich heel langzaam en het kan jaren duren totdat de patiënt er iets van merkt.

In Nederland hebben ongeveer 400-450 mensen een vorm van het MEN2-syndroom. Het overgrote deel hiervan (meer dan 80 procent) heeft de 2A variant. In Nederland hebben ongeveer 20 mensen de 2B-variant. MEN2 is een erfelijke aandoening, maar het kan ook zijn dat dit ontstaat door een spontane verandering in de genen. Dit betekent dat er ook families voorkomen waar maar één familielid het syndroom heeft.

Symptomen

Welke klachten patiënten met MEN2 ontwikkelen, is afhankelijk van de locatie van de tumor. Ook kunnen de klachten tussen patiënten met dezelfde kankersoort verschillen. Bij patiënten met de 2A-variant kunnen de eerste symptomen gedurende het gehele leven ontstaan. Bij de 2B-variant ontstaan de symptomen al op zeer jonge leeftijd.

Patiënten met bijschildklierkanker kunnen last hebben van:

  • Vermoeidheid
  • Somberheid
  • Buikpijn
  • Verstopping van de darmen
  • Jeuk
  • Meer dorst hebben en moeten plassen
  • Misselijkheid en braken
  • Verminderde eetlust
  • Nierstenen
  • Hoge bloeddruk

Meer informatie over de symptomen van bijnier- en schildklierkanker is te vinden op de specifieke kankerpagina.

Oorzaak

De oorzaak van het MEN2-syndroom bevindt zich in de genen van patiënten. Omdat deze genen worden doorgegeven aan nakomelingen, komt dit syndroom voornamelijk voor in bepaalde families. Bij patiënten met MEN2 gaat het om een verandering in het RET-gen dat ligt op chromosoom 10. Ieder individu heeft 23 chromosomenparen die worden samengesteld uit chromosomen van de vader en de moeder. In een van de genen in een van de chromosomen zit een verandering (een ‘ziek gen), in het andere chromosoom niet (gezonde gen). Er zijn veel variaties in het RET-gen mogelijk die leiden tot het MEN1-syndroom.

Het RET-gen zorgt voor de aanmaak van het eiwit RET. Dit eiwit zorgt ervoor dat cellen zich delen nadat hiervoor een signaal is afgegeven. Door een verandering in dit gen worden cellen ook aangezet tot delen zonder dat hiervoor een signaal is afgegeven. Hierdoor gaan de cellen zich ongeremd delen en ontstaat er een tumor. Dit gen wordt daarom ook wel een proto-oncogen genoemd. Er zijn veel veranderingen in het RET-gen mogelijk die leiden tot het MEN2-syndroom. Dit leidt ook tot diversiteit in de ernst van de ziekte. Dit bepaalt ook op welke leeftijd de patiënt schildklierkanker zal ontwikkelen. Er zijn ook families bekend waarin alleen schildkliertumoren voorkomen.

Diagnose

De endocrinoloog zal de diagnose stellen aan de hand van ziekteverschijnselen. Hiervoor zal hij informeren of er in de familie van de patiënt MEN2 voorkomt. Om erachter te komen of iemand een erfelijke aanleg heeft, is er een erfelijkheidsonderzoek nodig. Dit onderzoek bestaat uit een stamboom- en DNA-onderzoek. Bij een stamboomonderzoek analyseert een klinisch geneticus het patroon van voorkomen van het MEN2-syndroom in de familie van de patiënt. Bij een DNA-onderzoek wordt er vastgesteld of er veranderingen in het DNA aanwezig zijn die zijn geassocieerd met het MEN2-syndroom.

Mocht uit deze onderzoeken blijken dat er sprake is van een een aanleg voor het syndroom, zal de arts de patiënt adviseren om regelmatig controles te laten uitvoeren. Deze controle-onderzoeken zijn bedoeld om tumoren zo snel mogelijk op te sporen, zelfs nog voordat er klachten ontstaan. De kans op een goede prognose is groter bij een vroege diagnose. Omdat het bij patiënten met MEN2 zowat een zekerheid is dat ze schildklierkanker ontwikkelen, kan de schildklier preventief worden verwijderd. Dit gebeurt meestal al op kinderleeftijd. Wanneer de diagnose pas later wordt gemaakt, kan verwijdering ook nog op latere leeftijd gebeuren. Bij kinderen met de diagnose MEN2B, adviseren artsen om de schildklier zelfs al in het eerste levensjaar te verwijderen. Dit is wel afhankelijk van het type RET-mutatie.

Mensen met de diagnose of aanleg voor MEN2 kunnen zich regelmatig laten controleren. De arts zal tijdens deze onderzoeken vragen naar mogelijke gezondheidsklachten, en een lichamelijk- en bloedonderzoek laten uitvoeren. Indien nodig kan er ook radiologisch onderzoek worden uitgevoerd, zoals een CT-scan, MRI- scan of echografie.  Tijdens deze onderzoeken meet de arts de hoeveelheid calcitonine, calcium, PTH en bijniermerghormonen. Dit zijn indicatoren voor de aanwezigheid van tumoren. Soms wordt er ook nucleair onderzoek uitgevoerd.

Behandeling

Wanneer tijdens de controle onderzoek is gebleken dat er sprake is van een of meerdere tumoren, stelt een team van specialisten een behandelplan op. De mogelijkheden zijn afhankelijk van het soort en het stadium van de kanker. De informatie over de behandeling van schild- en bijnierkanker vindt u in de desbetreffende hoofdstukken.

Wanneer er sprake is van een bijschildkliertumor, zal een chirurg de bijschildklieren gedeeltelijk of helemaal verwijderen.  Mochten alle vier de bijschildklieren worden verwijderd, dan plaatst hij een deel van een van de bijschildklieren in de onderarm zodat die de functie van dit orgaan kan overnemen. Mocht het nodig zijn, kan de chirurg ook de thymus verwijderen.

Aanvullende info

Patiëntenvereniging

Ziektebeeld

Symptomen

Oorzaak

Diagnose

Behandeling

Patiëntenvereniging

Links