Wat is niet-kleincellige longkanker (NSCLC)?
Wanneer er kwaadaardige cellen in de long worden gevonden die ongeremd delen, wordt er gesproken van longkanker of longcarcinoom. Er zijn twee soorten longkanker te onderscheiden: niet-kleincellig (NSCLC) en kleincellig (SCLC). Bij NSCLC zijn de tumorcellen niet kleiner dan normale longcellen. Dit type kanker groeit relatief langzaam en zaait ook minder vaak uit dan kleincellig longcarcinoom.
De longen bevinden zich aan beide kanten van het hart en zijn bestaan uit elastisch, sponsachtig weefsel. De rechterlong bestaat uit drie kwabben en de linkerlong uit 2 kwabben. Deze worden beide omgeven door het borstvlies. Dit vlies bestaat uit 2 delen: het longvlies en het ribvlies.
De longen zorgen ervoor dat de mens kan ademen. Aan het einde van de luchtpijn zitten twee takken die bronchiën worden genoemd. Aan het einde van kleinste bronchiën zitten longblaasjes. Deze blaasjes zorgen ervoor dat de ingeademde zuurstof wordt afgegeven aan het bloed. Er wordt gesproken van longkanker wanneer er een tumor wordt gevonden in het longweefsel of in de luchtpijp.
Er bestaan meerdere soorten niet-kleincellig longcarcinoom:
Patiënten die de diagnose NSCLC krijgen, hebben een grotere kans op overleven dan 10 jaar geleden. Ongeveer 80 procent van de patiënten met longkanker ontwikkelt dit type. Dit zijn jaarlijks ongeveer 9300 patiënten. Meer mannen dan vrouwen krijgen deze vorm van kanker, maar het percentage vrouwen neemt wel toe. De patiënten met NSCLC zijn meestal ouder dan 60. Een patiënt die wordt gediagnosticeerd met een stadium I-longtumor heeft een 5-jaars overleving van 62 procent. Dit daalt naar 2 procent bij een diagnose met stadium IV-tumor.
Niet-kleincellig longcarcinoom zorgt pas tijdens een later stadium voor klachten voor een patiënt en daarom wordt de diagnose ook relatief laat gesteld. De symptomen van de ziekte zijn ook afhankelijk van de plaats, grootte en mogelijke uitzaaiingen van de tumor. Tumoren in de grote vertakkingen van de luchtpijp geven over het algemeen eerder klachten dan die in het midden of aan de rand van de longen.
Patiënten hebben het vaak als eerste last van:
Naar mate de tumor zich verder ontwikkelt, kunnen patiënten de volgende symptomen ontwikkelen:
Net zoals bij vele andere kankersoorten, is er niet één oorzaak van longkanker. De onderstaande risicofactoren vergroten de kans op het ontwikkelen van longcarcinoom:
Ongeveer een kwart van de patiënten met longkanker heeft nooit gerookt. Uit onderzoek is gebleken dat deze groep vaak mutaties in de tumor heeft. Dit houdt in dat er veranderingen in het DNA zijn opgetreden en daarom de longtumor er anders uitziet dan bij rokende patiënten. Deze mutaties bepalen ook welke behandelingen te patiënt krijgt. Vaak hebben deze patiënten ook een betere prognose.
Mocht een patiënt symptomen hebben die passen bij longkanker, dan zal de huisarts waarschijnlijk eerst lichamelijk onderzoeken verrichten. Mocht hij vermoeden dat er sprake is van longkanker, zal hij diegene doorverwijzen naar een longarts. Die zal door middel van een longfoto, bloedonderzoek, CT-scan, longpunctie, FDG-PET-scan of diagnostische thoracotomie of VATS kunnen bepalen of er een tumor in de long zit.
Bij een bronchoscopie brengt de arts een dunne, buigzame slang in via de mond of neus om de luchtwegen beter te kunnen bekijken. Een diagnostische thoracotomie of VATS is een kijkoperatie om de diagnose te stellen. Tijdens deze operatie kan ook een biopt (een klein stukje weefsel) worden weggenomen voor verder onderzoek.
Als de diagnose NSCLC is gesteld, wordt er aan de hand van verdere onderzoeken een stadium van de kanker vastgesteld. Hiermee wordt bepaald hoe ver de ziekte zich ontwikkeld heeft en welke behandeling passend is. Daarvoor is het type, de locatie en het stadium van de tumor bepalend. Dit zijn mogelijk een perfusiescan van de longen, endo-echografie van de slokdarm en luchtwegen, MRI-scan, mediastinoscopie, PET-scan, pleurapunctie en botscan. Een mediastinoscopie en thoracoscopie zijn kijkoperaties onder narcose. Bij een pleurapunctie wordt er vocht afgenomen dat zich heeft opgehoopt tussen de longvliezen.
Bij NSCLC longkanker wordt de kanker ingedeeld in een van de onderstaande stadia:
Stadium IV: er zijn uitzaaiingen gevonden in andere delen van het lichaam. Deze worden met name gevonden in de botten, lever, hersenen, bijnieren of in de andere long.
Wanneer alle onderzoeken zijn afgerond en alle kenmerken van de tumor zijn vastgesteld, stelt een team van specialisten een behandelplan op. In het geval van NSCLC zijn een operatie, bestralingen, chemotherapie, doelgerichte therapie, endobronchiale therapie en immunotherapie mogelijk. Een behandeling kan ook een combinatie van meerdere therapieën zijn. Met endobronchiale therapie worden diverse behandelingen binnen de luchtwegen bedoeld.
De behandeling van NSCLC kan curatief zijn. Bij een deel van de patiënten is de ziekte al te ver uitgezaaid en kan het zijn dat er geen genezing meer mogelijk is. Dat is er alleen nog een palliatieve behandeling mogelijk. Dit houdt in dat de behandeling gericht is op het verlengen van het leven en het verminderen van de klachten.