Wat is eierstokkanker?
Wanneer er in één of beide eierstokken kwaadaardige gezwellen worden gevonden, wordt er gesproken van eierstokkanker of ovariumcarcinoom.
Eierstokken vormen een onderdeel van de vrouwelijke geslachtsorganen en liggen aan beide kanten van de baarmoeder. Ze zijn via de eileiders verbonden aan het baarmoederlichaam. In de eierstokken worden eicellen en geslachtshormonen aangemaakt, en zij zijn daarmee direct verantwoordelijk voor de vruchtbaarheid van een vrouw.
Er zijn drie verschillende vormen van eierstokkanker:
Ook zijn er twee soorten kanker die sterk verwant zijn met eierstokkanker:
In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 1200 vrouwen de diagnose eierstokkanker. Daarmee is het bij vrouwen één van de meest gediagnosticeerde kankersoorten. Het komt met name voor bij vrouwen ouder dan 60 jaar. De overlevingskans voor patiënten met eierstokkanker is de afgelopen jaren niet verbeterd. Vrouwen die worden gediagnosticeerd met een stadium I-tumor, hebben een 5-jaars overleving van 85 procent. Dit daalt naar 12 procent wanneer er sprake is van een diagnose met een stadium IV-tumor.
De informatie op deze pagina beperkt zich tot adenocarcinoom.
In het begin van de ziekte hebben vrouwen vrijwel geen last van symptomen. Dit komt omdat de eierstokken redelijk vrij liggen in de buikholte, en de tumor dus niet tegen andere organen drukt. De symptomen ontstaan pas wanneer de kanker zich heeft uitgebreid. Patiënten kunnen dan last hebben van:
Er is bij eierstokkanker geen duidelijke oorzaak aan te geven. Er is wel bekend dat bij een deel van de patiënten erfelijkheid een rol speelt. In ongeveer 10 procent van de vrouwen is er sprake van een erfelijke aanleg voor het ontstaan van eierstokkanker. Dit is het geval bij een mutatie in het BRCA-gen of bij patiënten met het Lynch-syndroom.
Uit onderzoek is wel gebleken dat er diverse risicofactoren zijn die de kans op de aandoening vergroten:
Mocht de huisarts vermoeden dat er sprake is van eierstokkanker, dat zal hij eerst lichamelijk onderzoek verrichten. Een onderdeel hiervan is gynaecologisch onderzoek. Dit onderzoek bestaat meestal uit een uitwending en inwendig onderzoek, maar ook een vaginale echoscopie. Het inwendig onderzoek bestaat dan uit een speculumonderzoek, vaginaal toucher en mogelijk een rectaal toucher. Bij een speculumonderzoek wordt de baarmoedermond door middel van een spreider geopend voor een mogelijk uitstrijkje. Bij een toucher gaat de arts met 1 of 2 vingers in de vagina of endeldarm om te voelen of alles normaal aanvoelt.
Tijdens dit lichamelijk onderzoek kan de arts de onderstaande bevindingen doen die reden zijn voor een verwijzing naar een specialist:
Als de arts tijdens dit lichamelijk onderzoek aanwijzingen vindt voor kanker, dan verwijst hij de patiënt door naar een gynaecoloog. Die zal het lichamelijke en gynaecologische onderzoek herhalen en mogelijk ook een echografie of bloedonderzoek verrichten. Bij het bloedonderzoek kan gekeken worden naar een verhoging van CA 125 in het bloed. Bij ongeveer 80 procent van de vrouwen met ovariumcarcinoom is er sprake van een verhoogd CA 125-gehalte. Hij kan ook een CT-scan, MRI-scan of ascitespunctie laten uitvoeren om een definitieve diagnose te stellen.
Voordat er een behandelplan kan worden opgesteld, is het belangrijk dat de artsen weten in welk stadium de kanker zich bevindt. Dit gebeurt aan de hand van een TNM-classificatie. De T staat hierin voor de uitbreiding van de primaire tumor (eerst ontstane tumor). De N geeft aan of er uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren en de ernst hiervan. De M geeft aan of er in andere organen uitzaaiingen zijn gevonden. Bij eierstokkanker is er sprake van 4 stadia:
IIc: in combinatie met IIa of IIb en met kankercellen in het buikvocht.
Ook de differentiatiegraad van de tumor is van belang voor de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. Een biopt is een stukje weefsel dat tijdens een kleine ingreep wordt weggehaald en onder de microscoop kan worden onderzocht. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.
Om definitief het stadium van de tumor vast te stellen, is meestal een stadiëringsoperatie nodig. Deze operatie wordt uitgevoerd als de arts vermoedt dat de patiënt een vroeg stadium van eierstokkanker heeft. Hij kan dan bepalen in hoeverre de tumor zich heeft verspreid. Tijdens deze operatie wordt de tumor verwijderd en beoordeelt hij in hoeverre de volgende weefsels zijn aangetast: de baarmoeder, de eileiders, lymfeklieren en andere organen in de buik. Ook kan de chirurg biopten, kleine stukjes weefsels, nemen die later kunnen worden onderzocht op de aanwezigheid van kankercellen.
Mocht na de operatie blijken dat de patiënt een stadium I of IIa tumor heeft, is een operatie meestal voldoende. Als er sprake is van een verder gevorderd stadium, kan de patiënt chemotherapie krijgen. Bestraling ontvangen patiënten alleen als palliatieve therapie, dus wanneer er geen genezing meer mogelijk is. Dit wordt echter weinig toegepast en alleen als bestrijding van de klachten van uitzaaiingen.
Het kan zijn dat vrouwen met ovariumcarcinoom last hebben van vocht in de buik. Dit wordt ook wel ascites genoemd. Het vocht wordt geproduceerd door de kankercellen die mogelijk ook de afvoerwegen van dit vocht blokkeren. Een specialist kan dan een ascitesdrainage uitvoeren. Onder verdoving wordt dan een dun slangetje aangeslagen op een holle naald in de buik, waardoor het vocht naar buiten kan lopen.