Wat is Blaaskanker?
Er wordt gesproken van blaaskanker wanneer er kwaadaardige cellen in de blaas worden gevonden die zich ongeremd delen. In 90 procent van de gevallen ontstaat de kanker in epitheelcellen van het slijmvliesweefsel. Dit wordt ook wel urotheelcarcinoom genoemd. De overige 10 procent bestaat uit twee typen: plaveiselcelcarcinoom en adenocarcinoom.
Tumoren in de blaas kunnen zowel goed- als kwaadaardig zijn. In 5 procent van de gevallen is er sprake van er goedaardige tumor ofwel een poliep. In 95 procent van de patiënten met een gezwel in hun blaas gaat het om kanker.
Bij de kwaadaardige tumoren, urotheelcarcinomen, worden er twee typen onderscheden:
Jaarlijks krijgen in Nederland ruim 6000 mensen de diagnose blaaskanker. Ongeveer 4500 van deze patiënten heeft niet-spierinvasieve blaaskanker. Mannen krijgen vaker blaaskanker dan vrouwen, en de ziekte komt met name voor bij mensen tussen de 60 en 80.
De 5-jaarsoverleving van mensen met niet-spierinvasieve blaaskanker is relatief goed. Bij een diagnose met een stadium 0-tumor ligt die rond de 86 tot 95 procent. Dit daalt tot 80 procent bij een stadium I-tumor. De prognoses bij spierinvasieve blaaskanker zijn veel minder gunstig. Bij een stadium II tumor is de 5-jaars overleving 51 procent. Dit daalt tot 12 procent bij een diagnose met een stadium IV-tumor.
Patiënten met blaaskanker kunnen in eerste instantie last hebben van bloed in de urine tijdens het plassen. Ook kan het zijn dat het naar het toilet gaan pijnlijk is en dat ze vaker naar de wc moeten dan normaal.
Er kunnen ook symptomen ontstaan die niet worden veroorzaakt door de tumor, maar als reactie van het lichaam op de tumor. Patiënten kunnen hierdoor bijvoorbeeld last hebben van aanhoudende koorts, vermoeidheid en nachtzweten.
De oorzaak van blaaskanker is nog niet bekend, maar onderzoek heeft uitgewezen dat er wel risicofactoren zijn die de kans op het ontwikkelen van blaaskanker vergroten. Deze risicofactoren zijn:
Mocht de patiënt symptomen van blaaskanker hebben, dan zal eerst de urine onderzocht worden op eventuele sporen van infecties. Dit zou een oorzaak kunnen zijn van de klachten. Wanneer de huisarts vermoedt dat er sprake is van kanker, wordt de patiënt doorverwezen naar de uroloog. Bij verdenking op een spierinvasieve blaastumor kan de arts met behulp van inwendig onderzoek het rectum of vagina inspecteren op mogelijke afwijkingen.
Wanneer de uroloog vermoedt dat de patiënt blaaskanker heeft, laat hij een urinecytologie uitvoeren. Dit is een onderzoek waarbij de urine onder de microscoop wordt bekeken en wordt onderzocht op de aanwezigheid van kwaadaardige cellen.
Ook is er aanvullend onderzoek van de blaas en andere delen van de urinewegen nodig. De patiënt krijgt dan een cystoscopie waarbij de specialist de binnenkant van de blaas kan onderzoeken. Deze techniek geeft ook informatie over de locatie van de tumor.
Zodra de specialist heeft vastgesteld dat het om blaaskanker gaat, kan een Trans Urethrale Resectie van de tumor (TURT) worden verricht. Hierbij wordt via de plasbuis tumorweefsel weggeschraapt om te bepalen om wat soort type tumor het gaat.
Als er sprake is van een niet-invasieve spiertumor dan wordt er bepaald tot welke risicogroep de patiënt behoort: laag, matig of hoog risico. Deze verdeling zegt iets over de kans op genezing en welk behandelplan het meest geschikt is.
Wanneer de tumor invasief blijkt te zijn, zijn er aanvullende onderzoeken nodig om te bepalen of er sprake is van uitzaaiingen. Dit kan door middel van een CT-scan, MRI-scan of FDG-PET-scan.
Naast het type blaaskanker, is voor het opstellen van een behandelplan ook het stadium van de kanker belangrijk. Bij urotheelcarcinoom wordt er gebruik gemaakt van een TNM-indeling. De T staat hierin voor de grootte van de tumor en hoe ver de tumor is doorgegroeid in omliggende weefsels. De N geeft aan of er uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren. De M staat voor metastasen, een ander woord voor uitzaaiingen. Dit geeft aan of er uitzaaiingen zijn gevonden in andere organen.
Qua grootte wordt de tumor ingedeeld in vijf stadia:
Ook de differentiatiegraad van de tumor is van belang voor de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. Een biopt is een stukje weefsel dat tijdens een ingreep wordt weggehaald en onder de microscoop kan worden onderzocht. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.
Behandeling
Bij patiënten met een niet-spierinvasieve blaastumor kan de tumor worden weggeschraapt met een TURT-behandeling. De behandeling kan worden vervolgd met één of meerdere blaasspoelingen. Deze spoelingen worden gegeven om de kans op terugkeer of doorgroei te verkleinen. Er zijn diverse soorten blaasspoelingen:
Bij spierinvasieve blaaskanker is de behandeling anders dan bij een niet-invasieve blaastumor. Bij de behandeling van dit type blaaskanker is het erg belangrijk of de tumor al is uitgezaaid. Mochten er uitzaaiingen zijn in de rest van het lichaam, dan volgt een palliatieve behandeling. Deze behandeling is erop gericht om de ziekte te remmen en de klachten te verminderen. Genezing is dan niet langer mogelijk.
De mogelijkheden bij de behandeling van blaaskanker zijn een operatie, uitwendige bestraling, inwendige bestraling (brachytherapie), chemotherapie of immunotherapie. De uitwendige bestraling kan ook worden gecombineerd met chemotherapie om het effect ervan te vergroten. Patiënten waarbij de tumor terugkeert na een behandeling met chemotherapie, komen mogelijk in aanmerking voor een immunotherapiebehandeling.
Bij tumoren van een stadium II of hoger, is de eerste behandeloptie de verwijdering van de blaas. Bij de mannen wordt ook de prostaat verwijderd en bij de vrouwen wordt meestal ook de baarmoeder en/of eierstokken verwijderd. Mocht de patiënt conditioneel niet in staat zijn om deze operatie te ondergaan, dan kan een behandeling met radiotherapie worden overwogen. Afhankelijk van het tumorstadium, is deze behandeling gericht op genezing.