Momenteel is het onderzoek naar de risicofactoren van borstkankerontwikkeling nog steeds lopend. Eén van de belangrijkste risicofactoren die tot nu is gevonden, is de mammografische borstdichtheid. Vrouwen met de hoogste dichtheid hebben een 4 tot 6 maal zo grote kans op het ontwikkelen van borstkanker vergeleken met vrouwen met de laagste dichtheid. De bilaterale symmetrie van mammografische kenmerken is nog niet veel bestudeerd, maar zou mogelijk ook een belangrijke rol kunnen spelen.
Dr. Mullooly en haar collega’s onderzochten de associatie tussen het risico op borstkanker en bilaterale asymmetrie van globale en lokale borstdichtheid bij vrouwen met een verhoogde kans op borstkanker. De studie includeerde 882 vrouwen als onderdeel van de ‘National Cancer Institute’s Breast Radiology Evaluation and Study of Tissues (BREAST)-Stamp Project (2007-2010)’. Deze vrouwen waren verwezen voor een diagnostische beeldgestuurde borstbiopt na een abnormale mammogramuitslag. De participanten waren niet eerder gediagnosticeerd met borstkanker en hadden geen borstoperatie ondergaan.
De volumetrische borstdichtheid werd ingeschat met enkele röntgenabsorptiemetrie (‘Single X-ray Absorptiometry’, SXA). De globale dichtheid van beide borsten werd voorafgaand aan het biopt bepaald door middel van craniocaudale digitale mammogrammen. De globale dichtheid werd gedefinieerd als het percentage fibroglandulair volume. Asymmetrie van de borst werd gedefinieerd als een absoluut bilateraal verschil in maten tussen de contralaterale en ipsilaterale borst.
In het grootste deel van de geobserveerde populatie werd asymmetrie tussen en binnen de borsten aangetroffen. Bilateraal werd een verschil in globaal percentage fibroglandulairvolume aangetroffen van ≥2% bij 76% van de vrouwen. Bij 43% was het percentage fibroglandulaire volume hoger in de ipsilaterale, aangedane borst, en bij 33% was dit volume hoger in de contralaterale, onaangedane borst.
Daarnaast was bij 89% een verschil in lokaal percentage fibroglandulair volume, waarbij dit volume bij 61% hoger was in de ipsilaterale, aangedane borst, vergeleken met 28% waarbij de fibruglandulaire dichtheid hoger was in de onaangedane borst.
Er werden echter geen significante correlaties gevonden met deze bilaterale verschillen en bekende risicofactoren voor borstkanker als leeftijd, etniciteit, menopausale status, menopausale hormoontherapiegebruik. Er was wel een nonsignificante trend tussen grotere bilaterale verschillen in lokale fibroglandulairdichtheid en het krijgen van een invasieve borstkankerdiagnose, versus andere diagnoses zoals benigne tumor en in-situ laesies (p=0,056).
Hoewel er in vrouwen die werden gediagnosticeerd met borstkanker, vaak een bilateraal verschil in fibroglandulaire dichtheid werd aangetroffen, werd er geen significante associatie met een van de andere risicofactoren gevonden. Wel kan borstasymmetrie mogelijk een indicatie voor kanker zijn, wanneer er rond een verdachte laesie grotere verschillen zijn in fibroglandulaire dichtheid van de ipsilaterale borst, vergeleken met een vergelijkbaar gebied in de contralaterale borst.