Articles

‘Therapeutic drug monitoring’ van tamoxifen

NTVO - 2017, nummer 4, june 2017

dr. C.L. Braal , dr. A. Jager , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , dr. S.L.W. Koolen

Samenvatting

Tamoxifen speelt een belangrijke rol bij de behandeling van oestrogeenreceptor-positieve borstkanker. De meest potente metaboliet is endoxifen, dat een 30–100 keer hogere bindingsaffiniteit heeft voor de oestrogeenreceptor dan tamoxifen. In de farmacokinetiek van tamoxifen wordt een grote interindividuele variabiliteit waargenomen. In dit artikel wordt uiteengezet of implementatie van geïndividualiseerde dosering met behulp van ‘therapeutic drug monitoring’ gewenst en wetenschappelijk gerechtvaardigd is in de kliniek.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:146–50)

Lees verder

De invloed van cola op de absorptie van erlotinib bij patiënten met een niet-kleincellig longcarcinoom

NTVO - 2016, nummer 7, november 2016

drs. N.S. IJzerman , drs. K.G.A.M. Hussaarts , drs. R. Peric , drs. E. Kienhuis , ing. P. de Bruijn , dr. K.H. van der Leest , drs. H. Codrington , dr. J.S. Kloover , dr. B. van der Holt , prof. dr. J.G.J.V. Aerts , dr. T. van Gelder , dr. R.W.F. van Leeuwen , prof. dr. R.H.J. Mathijssen

Samenvatting

Doel: De biologische beschikbaarheid van erlotinib is afhankelijk van de pH in de maag. Wanneer erlotinib gelijktijdig wordt gebruikt met een protonpompremmer (PPI), dan stijgt de pH in de maag, waardoor de oplosbaarheid en hiermee de biologische beschikbaarheid van erlotinib daalt. In deze studie onderzochten we of deze geneesmiddeleninteractie omzeild kan worden door erlotinib in te nemen met het zure drankje cola. Tevens zijn de effecten van cola op de biologische beschikbaarheid van erlotinib bij patiënten zonder PPI onderzocht.

Patiënt en methode: Dit is een gerandomiseerde, ‘cross-over’, farmacokinetische studie bij patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Wij hebben de intra-patiëntverschillen in absorptie (oppervlakte onder de plasmaconcentratie-tijdcurve [AUC0-12uur]) bestudeerd na een 7-daagse periode van inname van erlotinib met cola, ten opzichte van inname van erlotinib met water bij patiënten met en zonder gelijktijdig gebruik van esomeprazol. Op dag 7 en 14 werden patiënten gedurende 24 uur opgenomen in het ziekenhuis voor farmacokinetische bloedafnames.

Resultaten: Achtentwintig evalueerbare patiënten zijn geïncludeerd in de analyse. In de groep patiënten die zowel erlotinib als esomeprazol gebruikte, nam de AUC0–12uur toe met 39% (van -12% tot 136%; p= 0,004). Bij patiënten die alleen erlotinib gebruikten was de geneesmiddel-AUC daarentegen minimaal verhoogd na inname met cola (9%; van -10% tot +30%; p=0,03).

Conclusie: Inname met cola leidde tot een klinisch relevante en statistisch significante verhoging van de biologische beschikbaarheid van erlotinib bij gelijktijdige behandeling met esomeprazol. Bij patiënten die niet gelijktijdig werden behandeld met een PPI is het effect marginaal. Deze bevindingen kunnen worden gebruikt om het beleid omtrent de geneesmiddelinteractie tussen PPI’s en erlotinib te optimaliseren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:227–34)

Lees verder

De DIRINO-studie: dieetrestrictie voorafgaand aan de eerste of tweede cyclus irinotecan bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom

NTVO - 2016, nummer 3, may 2016

dr. F.M. de Man , dr. S.L.W. Koolen , prof. dr. R.H.J. Mathijssen

Samenvatting

Meer dan de helft van de patiënten met een gemetastaseerd colorectaal carcinoom heeft momenteel niet (optimaal) baat van irinotecan als tweedelijnsbehandeling. In recente preklinische studies bij muizen hebben we laten zien dat de antitumoreffecten door irinotecan kunnen worden versterkt door te vasten voor de behandeling met irinotecan. Daarnaast kan de toxiciteit van de behandeling met irinotecan worden verminderd door te vasten. Terwijl de muizen significant beter beschermd waren tegen de bijwerkingen van irinotecanchemotherapie na 72 uur vasten, waren de concentraties van SN-38 (de actieve metaboliet van irinotecan) in zowel plasma als gezond leverweefsel significant lager en neigen de intratumorale concentraties hoger te zijn. Dit artikel beschrijft de DIRINO-studie; een tweearmige ‘cross-over’-studie waarin patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom worden gerandomiseerd tussen 5 dagen dieetrestrictie voorafgaand aan de eerste of tweede cyclus irinotecan. Primair willen we in deze studie een 25% afname van de SN-38-concentratie in gezond leverweefsel aantonen (zonder afname van de intratumorale SN-38-concentratie) 24 uur na de irinotecan-gift met voorafgaand dieetrestrictie in vergelijking met een normaal dieet. Secundaire eindpunten zijn systemische en intratumorale farmacokinetiek van irinotecan en toxiciteit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:95–7)

Lees verder

‘Therapeutic drug monitoring’ van tyrosinekinaseremmers: precisiegeneeskunde nog doeltreffender

NTVO - 2015, nummer 7, november 2015

dr. R. ter Heine , dr. A.D.R. Huitema , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , dr. E.M. van Maarseveen , dr. M.M. Malingre , dr. D. de Wit , dr. S.K. Klein , dr. N.P. van Erp

Samenvatting

De introductie van tyrosinekinaseremmers heeft een revolutie veroorzaakt in de behandeling van patiënten met solide en hematologische tumoren. Deze middelen worden veelal poliklinisch, chronisch en in een vaste standaarddosering gegeven. Dit is praktisch voor voorschrijver en patiënt, maar mogelijk niet de optimale manier van behandelen: door tal van oorzaken kunnen de geneesmiddelconcentraties in het bloed variëren, met mogelijk onderbehandeling of toxiciteit als gevolg. Een bij al veel andere middelen ingeburgerde methode om de dosis te individualiseren en daarmee therapie te verbeteren is het zogenoemde ‘therapeutic drug monitoring’ (TDM). Aan de hand van bloedspiegelbepalingen worden dosisaanpassingen gemaakt. In dit artikel geven we de stand van zaken aan betreffende de rol van TDM van tyrosinekinaseremmers en geven we een handreiking voor het uitvoeren ervan. Ahoewel prospectief bewijs ontbreekt, heeft TDM de potentie om precisiegeneeskunde nog doeltreffender te maken.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:267–76)

Lees verder

Prevalentie van potentiële geneesmiddelinteracties bij patiënten met kanker, behandeld met orale antikankermiddelen

NTVO - 2014, nummer 4, june 2014

dr. F.M. de Man , drs. F. Piran , D.H.S. Brundel , prof. dr. C. Neef , dr. T. van Gelder , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , prof. dr. D.M. Burger , prof. dr. F.G.A. Jansman , dr. R.W.F. van Leeuwen

Samenvatting

Achtergrond: Potentiële geneesmiddelinteracties (PGI’s) komen veelvuldig voor bij kankerpatiënten, maar zijn tot op heden onvoldoende gekwantificeerd bij patiënten met orale antikankerbehandeling. In dit onderzoek wordt de prevalentie en ernst van PGI’s bij poliklinische patiënten behandeld met orale antikankermiddelen beschreven.

Methode: In 3 Nederlandse ziekenhuizen zijn via het elektronische medicatievoorschrijfsysteem alle patiënten met orale antikankermedicatie geselecteerd. PGI’s werden met behulp van elektronische en additionele handmatige screeningsmethoden geïdentificeerd. De interacties werden geclassificeerd naar mate van ernst en wetenschappelijk bewijs.

Resultaten: Bij 898 geïncludeerde patiënten werden bij 426 patiënten (46%; 95%-betrouwbaarheidsinterval 42–50%) in totaal 1.359 PGI’s gevonden. Bij 143 patiënten (16%) werd een ernstige PGI gevonden. Coumarines en opioïden waren het meest betrokken bij PGI’s. In de meerderheid van de gevallen was er sprake van een interactie met betrekking tot het centrale zenuwstelsel, maag-darmtoxiciteit of QTc-verlenging op het elektrocardiogram.

Conclusie: PGI’s komen veel voor bij kankerpatiënten met orale antikankertherapie. Artsen en apothekers moeten zich bewust zijn van deze mogelijke interacties.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:133–40)

Lees verder