Articles

Het abscopale effect bij radiotherapie

NTVO - jaargang 19, nummer 2, april 2022

dr. M. Ansems , prof. dr. M. Verheij

SAMENVATTING

Hoewel radiotherapie een lokale behandelmodaliteit is, kan deze ook systemische effecten veroorzaken die leiden tot regressie van niet-bestraalde laesies. Dit zogenoemde abscopale effect wordt echter zeer zelden waargenomen in de kliniek. Uitgebreide preklinische studies hebben laten zien dat het immuunsysteem de drijvende kracht is achter dit fenomeen. Ondanks het zeldzame optreden in de dagelijkse praktijk, wordt het abscopale effect met de opkomst van immuuntherapie wel steeds vaker waargenomen. Er is dan ook een groeiende consensus dat het combineren van radiotherapie en immuuntherapie de mogelijkheid biedt om de abscopale effecten te vergroten. Om dit succesvol te implementeren in de kliniek is echter meer onderzoek nodig naar de interactie tussen bestraling en het immuunsysteem. Ook zullen nog veel aspecten verder moeten worden geoptimaliseerd, zoals dosis en fractionering, volgorde en timing, en responsvoorspelling van radio- en immuuntherapie. In dit overzichtsartikel bespreken we 1) het veronderstelde mechanisme van het abscopale effect, 2) waarom dit effect maar zo zelden wordt waargenomen, en 3) de kansen en uitdagingen van het combineren van radiotherapie en immuuntherapie om het abscopale effect te vergroten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:58–64)

Lees verder

Maatregelen om de kwaliteit van oncologische zorg ten tijde van de COVID-19-pandemie in Nederland op peil te houden

NTVO - 2021, nummer 8, november 2021

drs. R.T. van Kooten , drs. S. Makineli , dr. M.D. Filipe , prof. dr. M. Verheij , prof. dr. R.A.E.M. Tollenaar , dr. A.J. Witkamp , dr. P. van Duijvendijk

SAMENVATTING

Tijdens de COVID-19-pandemie werd een ongekend beroep gedaan op de gezondheidszorg in Nederland, wat leidde tot een uitputtingsslag met grote consequenties voor de oncologische zorg. Om de hoogwaardige oncologische zorg te kunnen blijven leveren onder omstandigheden van gereduceerde capaciteiten, hebben de wetenschappelijke verenigingen voorstellen gedaan voor alternatieve maatregelen. Het OnCovid-projectteam (een initiatiefgroep van de Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS) en Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)) heeft deze maatregelen verzameld in een maatregelenbibliotheek met als doel de schommelingen in vraag en aanbod van oncologische zorg in goede banen te leiden. De toegepaste maatregelen waren erop gericht om zo veel mogelijk de hoogwaardige ‘evidence-based’ oncologische zorg te continueren. Vierhonderdvijf Nederlandse medisch specialisten hebben een vragenlijst ingevuld over deze generieke en ziektespecifieke maatregelen op hun aandachtsgebied. De toekomst moet uitwijzen welke aanpassingen in behandelingen effectief waren en welke eventueel de nieuwe standaard worden.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:280–4)

Lees verder

De huidreactie ‘eosinophilic, polymorphic, and pruritic eruption associated with radiotherapy’ (EPPER) bij een patiënte met borstkanker

NTVO - 2018, nummer 7, november 2018

drs. H.Q. Telkamp , drs. F.E. Bellot , prof. dr. M. Verheij

Samenvatting

In deze casusbeschrijving wordt een zeldzame cutane bijwerking van radiotherapie geïllustreerd, genaamd ‘eosinophilic, polymorphic, and pruritic eruption associated with radiotherapy’ (EPPER), bij een patiënte met een mammacarcinoom. De klinische bevindingen zijn breed en variëren van erythemateuze papels tot rode bullae. Lokale of gegeneraliseerde pruritus komt hierbij vaak voor. Over de pathogenese van EPPER is weinig bekend. Histologisch kenmerkt EPPER zich door een perivasculaire eosinofiele infiltratie in de dermis. Bij de patiënt die zich tijdens of na bestraling presenteert met een atypische matig tot ernstige huidreactie, behoort EPPER tot de differentiaaldiagnose. Onderbreking van de radiotherapie kan worden overwogen als dit beeld zich ontwikkelt tijdens de behandeling.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:256–9)

Lees verder

CRITICS-II: een multicentrum gerandomiseerde fase 2-studie naar de optimale preoperatieve behandeling met chemotherapie en/of chemoradiotherapie van het resectabel maagcarcinoom

NTVO - 2017, nummer 6, september 2017

drs. R.M. van Amelsfoort , dr. N.C.T. van Grieken , dr. E.P.M. Jansen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , P. Muller-Timmermans , dr. J.W. van Sandick , dr. ir. H. van Tinteren , prof. dr. M. Verheij

Samenvatting

De CRITICS-II-studie is een gerandomiseerde multicentrum fase 2-studie waarin drie neoadjuvante behandelingen bij het resectabel maagcarcinoom met elkaar worden vergeleken. Deze drie neoadjuvante behandelgroepen bestaan uit (1) chemotherapie, (2) chemotherapie gevolgd door chemoradiotherapie of (3) chemoradiotherapie. Alle neoadjuvante behandelingen zullen worden gevolgd door een maagresectie met D2-lymfeklierdissectie. Het doel van de CRITICS-II-studie is om de optimale preoperatieve behandeling van het resectabel maagcarcinoom te identificeren. De CRITICS-II-studie wordt ondersteund door KWF Kankerbestrijding.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:237–40)

Lees verder

Peroperatief geplaatste voedingsjejunostomie bij maagkankerpatiënten: veilig en effectief

NTVO - 2015, nummer 8, december 2015

drs. A.K. Trip , C.M. Kesseler BSc, W. van Amsterdam , dr. E.P.M. Jansen , dr. H. Boot , dr. A. Cats , dr. J.W. van Sandick , prof. dr. M. Verheij

Samenvatting

Maagkankerpatiënten hebben een verhoogd risico op ondervoeding en gewichtsverlies, met als gevolg een verminderde kwaliteit van leven, een verhoogd risico op chirurgische complicaties en mogelijk een verminderde tolerantie voor adjuvante behandeling. Om de kans op deze nadelige gevolgen te minimaliseren wordt in het Antoni van Leeuwenhoek routinematig bij maagkankerresecties een voedingsjejunostomie ingebracht en wordt gestreefd deze gedurende de gehele adjuvante behandeling te behouden. In dit artikel wordt dit beleid geëvalueerd ten aanzien van veiligheid en effectiviteit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:309–16)

Lees verder

De Dutch Lung Radiotherapy Audit (DLRA): resultaten van een landelijke pilot

NTVO - 2014, nummer 6, september 2014

drs. D. Henneman , drs. M. ten Berge , dr. C.G. Verhoef , M. Ploegmakers , dr. J. Bussink , drs. C. Tissing-Tan , dr. E. Vonk , drs. A. van der Wel , prof. dr. M. Verheij , dr., ir. A. Dekker , dr. J.S.A. Belderbos

Samenvatting

De Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) heeft een klinische audit opgezet voor de registratie van bestralingsbehandelingen van patiënten met longkanker. Met dit nationale initiatief om de behandelingsresultaten van patiënten met longkanker inzichtelijk te maken, kunnen veiligheid en effectiviteit van de bestralingsbehandeling worden gemonitord. Dit zal naar verwachting leiden tot een verbetering van de zorg voor patiënten met longkanker en helpen om ‘evidence-based’ richtlijnen snel landelijk te kunnen implementeren. In dit artikel wordt het proces van ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren en de dataset besproken. Aan de hand van de resultaten van 6 pilotcentra wordt weergegeven wat te verwachten is van de landelijke audit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:231–8)

Lees verder

Olaparib gecombineerd met locoregionale radiotherapie voor inoperabele, gemetastaseerde of inflammatoire borstkanker

NTVO - 2013, nummer 7, november 2013

R. de Haan , dr. B. van Triest , dr. C. Vens , prof. dr. J.H.M. Schellens , prof. dr. M. Verheij , dr. P.H.M. Elkhuizen , prof. dr. G.S. Sonke

Samenvatting

In deze fase I-studie wordt de veiligheid en tolerantie van toevoeging van gelijktijdige olaparib aan loco-(regionale) radiotherapie bij borstkanker onderzocht. Patiënten met lokaal gevorderde borstkanker, waaronder inflammatoire borstkanker, hebben een hoge kans op een locoregionaal recidief, ondanks uitgebreide behandeling inclusief radiotherapie. Toevoeging van olaparib, een PARP-remmer, aan de radiotherapie kan de lokale controle verbeteren. PARP-remming zet door de bestraling geïnduceerde enkelstrengs-DNA-breuken bij replicatie van de cel om in dubbelstrengs-DNA-breuken; deze zijn dodelijk voor de cel. Preklinisch onderzoek toont inderdaad aan dat PARP-remming het effect van radiotherapie vergroot en dat dit effect afhankelijk is van celdeling, waardoor PARP-remming een tumorspecifieke radiosensitizering kan bereiken. In deze studie zal bij borstkankerpatiënten de maximaal tolereerbare dosering van olaparib tijdens loco(regionale) bestraling worden vastgesteld.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:293–6)

Lees verder