NTVO - jaargang 20, nummer 2, mei 2023
drs. P.J.J. Damen , prof. dr. ir. J.J. Sonke , dr. C.T. Muijs , dr. M. Peters , dr. J.S.A. Belderbos , dr. P.S.N. van Rossum
Radiatiegeïnduceerde lymfopenie (RIL) is een lang gekende en veelvoorkomende bijwerking van radiotherapie en is een direct gevolg van celdood van lymfocyten die tijdens bestraling het bestralingsveld doorkruisen. Door de hoge stralingsgevoeligheid van lymfocyten treedt de celdood niet alleen op in het hogedosisgebied, maar ook in gebieden van in- en uittredende bundels met lage dosis. Het doel van dit artikel is om een overzicht te geven van de nieuwe inzichten in de klinische relevantie van RIL en mogelijke aangrijpingspunten voor het voorkomen hiervan. In de afgelopen jaren is sprake van toenemende aandacht en bewijs voor de negatieve invloed van RIL op therapierespons en overlevingsuitkomsten van patiënten met solide tumoren. De hernieuwde aandacht is voornamelijk ontstaan door de intrede van immuuntherapie, waarvan de werking afhankelijk is van vitale lymfocyten. Inderdaad blijkt RIL geassocieerd met een verminderde effectiviteit van immuuntherapie. De negatieve effecten van RIL op oncologische uitkomsten worden beschreven bij onder andere hersen-, long-, slokdarm-, hoofdhals- en bekkentumoren. Studies hebben verscheidene klinische en dosimetrische factoren gevonden die geassocieerd zijn met het ontstaan van ernstige RIL. Inzicht in deze factoren kan helpen bij het identificeren van patiënten met een verhoogd risico op RIL en de mogelijke aanpak hiervan. Methoden om RIL te voorkomen zijn gericht op het verminderen van de onbedoelde blootstelling van de circulerende bloedpool en secundaire lymfoïde organen aan radiotherapie. Voorbeelden hiervan zijn hypofractioneren, het hanteren van dosisbeperkingen voor lymfocytrijke risico-organen of het verkleinen van het totale bestraalde volume door middel van protonentherapie of adaptieve radiotherapie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:63–9)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 6, september 2019
O. Candiff , dr. I. Walraven , dr. P. Berkhout , dr. R. Damhuis , prof. dr. E.F. Smit , dr. J.S.A. Belderbos
Achtergrond: Het behandeladvies voor longkankerpatiënten wordt gevormd tijdens een multidisciplinair overleg (MDO) aan de hand van de expertise van specialisten, richtlijnen en patiënt- en tumorkarakteristieken. Ondanks de beschikbaarheid van een nationale richtlijn, zijn de behandelcriteria voor patiënten met niet-kleincellig longkanker (NSCLC) niet altijd duidelijk. In de praktijk zorgt dit mogelijk voor variatie in het behandelvoorstel naar aanleiding van long- MDO’s. Het doel van dit onderzoek is om de bestaande variatie in behandeladvies binnen de long- MDO’s in Nederland te onderzoeken bij stadium III-IV NSCLC-patiënten. Daarnaast worden de patiënt- en tumorkarakteristieken in kaart gebracht die hierin een belangrijke rol spelen.
Methode: Dit kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd tijdens negen long- MDO’s in ziekenhuizen in Nederland. Drie bestaande patiëntencasus zijn geselecteerd en ingebracht in de long-MDO’s met een verwijsbrief met alle benodigde geanonimiseerde klinische gegevens en beeldvorming. Alle patiënten hadden een goede conditie (WHO 0-1). Van de long-MDO’s zijn audio-opnamen gemaakt. Analyse van de audio-opnamen is gedaan door middel van open en gesloten codeertechnieken.
Resultaten: Eén van de negen onderzochte long-MDO’s is om technische redenen afgevallen. Tijdens de acht overgebleven long-MDO’s zijn 24 behandelvoorstellen geformuleerd waaruit in totaal 11 verschillende behandeladviezen naar voren zijn gekomen. De meeste variatie werd gevonden in het behandeladvies bij een oudere patiënt. De patiëntkarakteristieken ‘fysieke conditie’ en ‘leeftijd’ werden in deze casus significant vaker genoemd ten opzichte van de andere casus en vormden respectievelijk 9,2% en 7,9% van de coderingen.
Conclusie: Er bestaat variatie in het behandeladvies gegeven in long- MDO’s bij stadium III en IV NSCLC-patiënten in Nederland. Een hoge leeftijd en de fysieke conditie van een patiënt lijken een belangrijke reden te zijn om af te wijken van de landelijke richtlijn.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:224–31)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 1, february 2015
drs. J.J.F. de Groot , prof. dr. D.K.M. de Ruysscher , drs. L.W. van Bockel , drs. E.M.T. Dieleman , dr. C.J.A. Haasbeek , dr. E.G.C. Troost , dr. J. Widder , dr. J.S.A. Belderbos
De werkgroep Radiotherapie reviseerde een aantal onderdelen (modules) van de multidisciplinaire richtlijn NSCLC (mei 2011). Dit artikel beschrijft de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:30–2)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 6, september 2014
drs. D. Henneman , drs. M. ten Berge , dr. C.G. Verhoef , M. Ploegmakers , dr. J. Bussink , drs. C. Tissing-Tan , dr. E. Vonk , drs. A. van der Wel , prof. dr. M. Verheij , dr., ir. A. Dekker , dr. J.S.A. Belderbos
De Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) heeft een klinische audit opgezet voor de registratie van bestralingsbehandelingen van patiënten met longkanker. Met dit nationale initiatief om de behandelingsresultaten van patiënten met longkanker inzichtelijk te maken, kunnen veiligheid en effectiviteit van de bestralingsbehandeling worden gemonitord. Dit zal naar verwachting leiden tot een verbetering van de zorg voor patiënten met longkanker en helpen om ‘evidence-based’ richtlijnen snel landelijk te kunnen implementeren. In dit artikel wordt het proces van ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren en de dataset besproken. Aan de hand van de resultaten van 6 pilotcentra wordt weergegeven wat te verwachten is van de landelijke audit.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:231–8)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 5, august 2013
M. Kwint , B. Doodeman , dr. J.S.A. Belderbos , prof. dr. M. Verheij
In 2000 is het beroep van physician assistant (PA) geïntroduceerd in de Nederlandse gezondheidszorg. Sindsdien zijn extramuraal en intramuraal steeds meer PA’s werkzaam op verschillende afdelingen. Sinds 2003 houdt het kabinet zich bezig met taakherschikking in de zorg. Binnen deze taakherschikking speelt de positie van de PA een belangrijke rol. Maar in de praktijk blijkt de PA nog een betrekkelijk onbekende beroepsgroep.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:183–8)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 8, december 2012
dr. B.G.L. Vanneste , dr. G.R. Borst , dr. M.M. van den Heuvel , dr. J.S.A. Belderbos
Radiotherapie is een belangrijke behandelingsmodaliteit bij thorax-, borst- en hematologische maligniteiten. Een bijwerking van een thoracale bestraling is radiatiepneumonitis. Er zijn in de klinische praktijk gevalideerde modellen voorhanden om de kans te voorspellen dat een radiatiepneumonitis optreedt. De diagnose ‘radiatiepneumonitis’ is echter een moeilijke diagnose door de vaak aanwezige pre-existente pulmonale comorbiditeit en de weinig specifieke klachten bij presentatie. Dit leidt vaak tot een niet eenduidig diagnostisch traject. Ook over de behandeling van radiatiepneumonitis bestaat geen eenduidige richtlijn. De bedoeling van dit artikel is om een advies te geven voor zowel de diagnose als de behandeling van radiatiepneumonitis.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:344–9)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.