NTVO - 2021, nummer 7, october 2021
dr. M.F.M. Wagemans , dr. A.W. Oosten , prof. dr. F.G.A. Jansman , dr. K.B. Gombert-Handoko , dr. S.H.M. Robben , dr. M.A. Pols , drs. A.L.J. Kortlever-van der Spek , dr. J. Tra
Veel patiënten met kanker hebben pijn. In de richtlijn ‘Pijn bij patiënten met kanker’ staat beschreven wat goede zorg is voor deze patiënten, zowel in de curatieve als in de palliatieve fase. Optimale en veilige behandeling van pijn bij kanker bij oudere patiënten en bij patiënten met een verminderde nierfunctie vergt echter soms aanpassingen aan de reguliere behandeling. Daarom heeft een werkgroep, bestaande uit gemandateerde afgevaardigden van meerdere wetenschappelijke verenigingen, ‘evidence-based’ richtlijnmodules ontwikkeld over deze aanpassingen. De werkgroep werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. In deze richtlijnmodules zijn adviezen gegeven over de medicamenteuze behandeling van pijn bij kanker bij ouderen en bij patiënten met nierfunctiestoornissen, met daarbij concrete tabellen met doseringsadviezen. De komende tijd wordt de informatie uit de richtlijn ‘Pijn bij patiënten met kanker’ vertaald naar patiëntinformatie voor de website www.thuisarts.nl.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:243-6)
Lees verderNTVO - 2021, nummer 6, september 2021
dr. R.W.F. van Leeuwen , drs. M. Le Comte , M. Zietse , prof. dr. F.G.A. Jansman
Oncologische geneesmiddelen zijn frequent betrokken bij geneesmiddelinteracties (GIA’s) en kunnen een belangrijke invloed hebben op de werkzaamheid en toxiciteit van oncologische behandelingen. Als gevolg van deze GIA’s ontvangen patiënten mogelijk niet de optimale antikankertherapie. Sinds 2006 beoordeelt de multidisciplinaire Werkgroep Interacties Oncologie deze GIA’s op klinische relevantie en doet aanbevelingen over de afhandeling hiervan. Deze aanbevelingen zijn erop gericht om de klinische besluitvorming te ondersteunen door achtergrondinformatie te bieden over het interactiemechanisme en de (potentiële) klinische consequenties. Tot januari 2021 zijn in de literatuur in totaal 338 potentiële GIA’s geïdentificeerd en beoordeeld door de multidisciplinaire werkgroep. Van deze 338 potentiële GIA’s zijn er 149 (44%) beoordeeld als klinisch relevant, waarbij een waarschuwing en interventie noodzakelijk zijn. Verder is van 85 GIA’s vastgesteld dat ze klinisch niet relevant zijn en dat er dus geen interventie nodig is. Voor 104 potentiële GIA’s was er onvoldoende bewijs voor een GIA, waardoor geen advies kon worden geformuleerd. Integratie van GIA-richtlijnen in het elektronisch medicatievoorschrijfsysteem is essentieel om optimale werkzaamheid en minimale toxiciteit te bereiken bij patiënten die antikankertherapie krijgen. Een duidelijk overzicht van klinisch relevante GIA’s is een gestructureerd, ‘evidence-based’ en ‘consensus-based’ hulpmiddel voor medicatiebewaking van GIA’s bij oncologische behandelingen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:201-6)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 4, june 2014
dr. F.M. de Man , drs. F. Piran , D.H.S. Brundel , prof. dr. C. Neef , dr. T. van Gelder , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , prof. dr. D.M. Burger , prof. dr. F.G.A. Jansman , dr. R.W.F. van Leeuwen
Achtergrond: Potentiële geneesmiddelinteracties (PGI’s) komen veelvuldig voor bij kankerpatiënten, maar zijn tot op heden onvoldoende gekwantificeerd bij patiënten met orale antikankerbehandeling. In dit onderzoek wordt de prevalentie en ernst van PGI’s bij poliklinische patiënten behandeld met orale antikankermiddelen beschreven.
Methode: In 3 Nederlandse ziekenhuizen zijn via het elektronische medicatievoorschrijfsysteem alle patiënten met orale antikankermedicatie geselecteerd. PGI’s werden met behulp van elektronische en additionele handmatige screeningsmethoden geïdentificeerd. De interacties werden geclassificeerd naar mate van ernst en wetenschappelijk bewijs.
Resultaten: Bij 898 geïncludeerde patiënten werden bij 426 patiënten (46%; 95%-betrouwbaarheidsinterval 42–50%) in totaal 1.359 PGI’s gevonden. Bij 143 patiënten (16%) werd een ernstige PGI gevonden. Coumarines en opioïden waren het meest betrokken bij PGI’s. In de meerderheid van de gevallen was er sprake van een interactie met betrekking tot het centrale zenuwstelsel, maag-darmtoxiciteit of QTc-verlenging op het elektrocardiogram.
Conclusie: PGI’s komen veel voor bij kankerpatiënten met orale antikankertherapie. Artsen en apothekers moeten zich bewust zijn van deze mogelijke interacties.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:133–40)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.