NTVO - 2019, nummer 1, february 2019
drs. B.D. Vermeulen , dr. M.C.A. van Kouwen , dr. M.C.J. Jongmans , dr. R.S. van der Post , dr. C.E.M. Gidding , dr. B.R. Klarenbeek , prof. dr. P.D. Siersema , prof. dr. C. Rosman
Doel en achtergrond: Het presenteren van een nog niet eerder beschreven maligne manifestatie bij een patiënt met constitutioneel ‘mismatch repair deficiency’ (CMMRD)-syndroom. Methoden: Beschrijving van een casus en literatuurstudie. Resultaten: Patiënten met CMMRD presenteren zich met centraalzenuwstelsel-, hematologische en gastro-intestinale maligniteiten op de kinderleeftijd. Wij beschrijven een 19-jarige patiënt met CMMRD en een adenocarcinoom van de slokdarm die succesvol werd behandeld met neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door slokdarmresectie. Een slokdarmcarcinoom is voor zover ons bekend nog niet eerder beschreven bij patiënten met CMMRD. Conclusie: Slokdarmcarcinoom kan een manifestatie zijn van CMMRD. Meer kennis over het ziektespectrum van CMMRD is bijdragend om het diagnostisch en therapeutisch management van patienten met CMMRD te optimaliseren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:19–23)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 2, march 2015
drs. R.W.M. Schrauwen , dr. T.M. Bisseling , dr. J.J. Bonenkamp , dr. S.A. Radema , prof. dr. C. Rosman , dr. P.M. Braam
Inleiding: De incidentie van slokdarmkanker zal de komende jaren naar verwachting toenemen. Een groot aantal patiënten zal ouder zijn dan 75 jaar. Sinds de publicatie van de CROSS-studie in 2012 is de behandeling voor een potentieel resectabel slokdarmcarcinoom neoadjuvante behandeling met chemoradiotherapie (CRT) gevolgd door resectie. In de CROSS-studie werden patiënten geëxcludeerd indien ze ouder waren dan 75 jaar en/of een tumorlengte hadden van meer dan 8 cm. In de klinische praktijk worden ook deze patiënten volgens het CROSS-schema behandeld indien zij fit genoeg worden geacht. Het doel van deze studie is om de effectiviteit en toxiciteit van de huidige behandeling van het curabel slokdarmcarcinoom te analyseren voor de populatie die vanwege leeftijd of tumorlengte niet voldoet aan de inclusiecriteria van de CROSS-studie.
Methode: Patiënten die in het Slokdarm Centrum Oost-Nederland tussen 2005 en november 2013 neoadjuvant waren behandeld met CRT gevolgd door een resectie werden geïncludeerd. Vervolgens werden ze in 2 groepen gedeeld: groep 1 ‘binnen de inclusiecriteria CROSS’ (n=110) en groep 2 ‘>75 jaar en/of tumorlengte >8 cm’ (n=16). Primair werd gekeken naar het verschil in ziektespecifieke overleving en algemene overleving en secundair naar de verschillen in bijwerkingen, percentage onderbrekingen van therapie en complete remissie na chemoradiatie.
Resultaten: In deze kleine studie leek er geen verschil in effectiviteit te zijn tussen groep 1 en groep 2. De ziektespecifieke overleving verschilde niet tussen de 2 groepen, hoewel groep 2 wel een kortere algehele overleving had (3,6 vs. 6,2 jaar; p=0,02). Bijwerkingen ten gevolge van de chemoradiotherapie werden vaker gerapporteerd bij een subgroep van 75-plussers (n=9) (89% vs. 64%; relatief risico van 1,4; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 1,1–1,8) net als de postoperatieve complicaties (100% vs. 65%; relatief risico 1,5; 95%-BI 1,3–1,8). De behandeling moest bij de subgroep 75-plussers ook vaker worden onderbroken (33% vs. 6%; relatief risico 5,8; 95%-BI 1,7–19,5). Bij de subgroep langere tumoren (n=7) konden we geen verschillen in toxiciteit aantonen. Een opvallende bevinding was verder een relatief laag percentage tumorrest na CRT bij 75-plussers in vergelijking tot de groep ‘binnen de inclusiecriteria CROSS’ (50% vs. 83%; relatief risico 0,6; 95%-BI 0,3–1,2).
Conclusie: Wij vonden aanwijzingen voor het optreden van meer complicaties en een gelijke effectiviteit bij een kleine groep ouderen die volgens chirurg, oncoloog en radiotherapeut in aanmerking kwamen voor neoadjuvante CRT gevolgd door een resectie. Hoewel eveneens gebaseerd op kleine aantallen, vonden we geen verschil in effectiviteit of toxiciteit bij patiënten met een tumorlengte >8 cm.
Discussie: Deze resultaten moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd door het retrospectieve karakter, de kleine aantallen en de selectie die heeft plaatsgevonden.
Het is nodig om de onderzoekspopulatie uit te breiden en om onze bevindingen prospectief verder te onderzoeken. Gezien het hoge percentage postoperatieve complicaties in de ouderengroep zou de behandeling chemoradiotherapie met surveillance als een nieuwe be-handelmogelijkheid verder moeten worden onderzocht.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:50–7)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 7, november 2012
drs. F. van Workum , dr. B.S. Langenhoff , dr. D. Faraj , dr. R. van Eekeren , dr. F.J.H. van den Wildenberg , dr. J.J. Bonenkamp , prof. dr. J.H.W. de Wilt , prof. dr. C. Rosman
Er is voldoende bewijs dat er voor hoogcomplexe chirurgische ingrepen een verband bestaat tussen expertise en morbiditeit. Als reactie hierop is de chirurgische behandeling van oesofaguscarcinomen in Nederland de afgelopen jaren gecentraliseerd. In deze studie wordt de centralisatieprocedure in de regio Oost-Nederland van de Vereniging van Integrale Kanker Centra (VIKC) beschreven en worden de resultaten hiervan besproken.
Van juni 2005 tot maart 2008 namen 5 ziekenhuizen in deze regio deel aan centralisatie van oesofaguscardiaresecties. Patiënten die tussen januari 2000 en juni 2005 (n=174) een oesofaguscardiaresectie ondergingen (groep 1, vóór centralisatie) werden vergeleken met patiënten die tussen maart 2008 en mei 2009 (n=61) werden geopereerd (groep 2, ná centralisatie). De centralisatieprocedure nam 3 jaar in beslag, mede doordat de participerende partijen verschillende belangen hadden waarover werd onderhandeld. Het gemiddelde aantal geopereerde patiënten nam toe van 7 in de 5 ziekenhuizen vóór centralisatie tot 54 in het Slokdarm Centrum Oost-Nederland ná centralisatie. Het peroperatieve bloedverlies daalde van 1.250 naar 575 ml (p<0,001) en het aantal gevonden lymfeklieren steeg van mediaan 8 naar 11 (p<0,001). Het percentage postoperatieve pneumonieën nam af van 39% naar 23% (p=0,03). De mediane opnameduur op de intensive care en de mediane totale opnameduur daalde respectievelijk van 3 naar 2 dagen (p=0,02) en van 16 naar 10 dagen (p<0,001). De tweejaarsoverleving nam toe van 44% vóór tot 54% ná centralisatie (p=0,10).
Concluderend kunnen belangen van zowel verschillende ziekenhuizen als verschillende medische disciplines een centralisatieproces compliceren. De centralisatie van chirurgie voor patiënten met een oesofaguscarcinoom heeft in de regio van het VIKC Oost-Nederland direct na de implementatie geleid tot een significant lagere morbiditeit en een betere overleving.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:298–306)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.