Maakt het iets uit hoeveel je verdient of hoe rijk je bent als het gaat om een behandeling tegen kanker? Ja, concludeert Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) in het tweede deel van hun uitgebreide studie naar sociaaleconomische status en kanker. Wie uit een lagere inkomensgroep komt krijgt minder vaak een op genezing gerichte behandeling dan iemand met een hoger inkomen.
In de studie, die gisteren is gepubliceerd, is met name gekeken naar behandelverschillen bij kanker in relatie tot het inkomen van patiënten. Daarbij is gefocust op vijf veel voorkomende tumorsoorten: borstkanker, niet-kleincellige longkanker (NSCLC), darmkanker, prostaatkanker en melanoom. Volgens IKNL blijkt uit de resultaten dat er mogelijk een relatie is tussen inkomensongelijkheid en ongelijkheid in de kankerzorg. In een eerder deel v an de studie was al becijferd dat mensen met een lager inkomen gemiddeld 7 jaar korter leven dan mensen die meer verdienen, en 22 jaar eerder met gezondheidsproblemen te maken krijgen.
Het tweede deel van het IKNL-onderzoek toont nu aan dat mensen met een lager inkomen minder vaak een tumorgerichte behandeling aangeboden krijgen dan mensen die meer verdienen. Daarbij gaat het om behandelingen met een curatief doel, het afremmen of stoppen van de tumorgroei, en levensverlenging. Mensen met een lager inkomen krijgen vaker minder ingrijpende behandelingen aangeboden, die lang niet altijd genezing als doel hebben.
Wanneer patiënten wel behandeld worden, ondergaan degenen met een lager inkomen vaker minder ingrijpende behandelingen. Zo krijgt van de patiënten uit hogere inkomensgroepen 67 procent immuuntherapie bij uitgezaaide melanoom, tegenover 47 procent in de lagere inkomensgroep. Ook bij de behandeling van uitgezaaide dikkedarmkanker zijn grote verschillen zichtbaar. Om de kanker af te remmen kunnen patiënten chemotherapie krijgen, eventueel in combinatie met een doelgericht medicijn. In de hogere inkomensgroep krijgt 54 procent zo’n type behandeling, in de lagere inkomensgroep 39 procent. Patiënten uit hogere inkomensgroepen krijgen ook vaker onderzoek om mutaties in de tumor op te sporen. Met zo’n moleculair onderzoek kan soms een doelgericht medicijn worden gevonden.
In vergelijking met vrouwen uit de hogere inkomensgroep ondergaan vrouwen uit de lagere inkomensgroep:
In vergelijking met mannen uit de hogere inkomensgroep ondergaan mannen uit de lagere inkomensgroep:
In vergelijking met patiënten uit de hogere inkomensgroep ondergaan patiënten met niet-kleincellige longkanker uit de lagere inkomensgroep:
In vergelijking met patiënten uit de hogere inkomensgroep ondergaan patiënten met dikkedarmkanker uit de lagere inkomensgroep:
Daarbij moet opgemerkt worden dat er geen verschillen zijn tussen de inkomensgroepen zodra obesitas of comorbiditeiten in het spel zijn. Alleen het verschil bij chemotherapie na operatie bij uitzaaiingen in de lymfeklieren blijft bestaan.
In vergelijking met patiënten uit de hogere inkomensgroep ondergaan patiënten met een melanoom uit de lagere inkomensgroep:
De verschillen tussen de inkomensgroepen zijn minder prominent als het gaat om ongewenste effecten van de behandeling, zoals ernstige bijwerkingen, het stopzetten van kuren of ziekenhuisopnames. Wel bezoeken patiënten met gevorderde kanker uit lagere inkomensgroepen in het laatste half jaar voor hun overlijden vaker een hulpverlener dan patiënten met een hoger inkomen.
Het is volgens IKNL te kort door de bocht om te stellen dat mensen met een hoger inkomen betere zorg krijgen dan mensen die minder verdienen. Volgens de onderzoekers van het IKNL zijn er allerlei factoren die meewerken aan het verschil. Fysieke factoren spelen een belangrijke rol. Mensen uit lagere inkomensgroepen hebben vaker bijkomende aandoeningen, hebben een slechtere fysieke conditie, roken vaker, eten vaker ongezond en hebben vaak een hogere BMI. Ook blijken zij minder deel te nemen aan leefstijlprogramma’s, en aan speciale programma’s die gericht zijn op conditieverbetering voorafgaand aan hun kankerbehandeling.
Persoonlijke factoren dragen ook bij aan de verschillen in behandeling. Zo hebben patiënten met een lagere sociaaleconomische status vaker beperkte gezondheidsvaardigheden en zijn ze minder in staat of bereid om te reizen voor medisch-oncologische zorg, wat hun keuze voor een behandeling kan beïnvloeden. Die beperkte gezondheidsvaardigheden werken ook door in het besluitvormingsproces rond de diagnose en de behandeling, en hebben invloed op de uiteindelijke behandelkeuzes.
Op zich hoeven verschillen in behandeling en zorggebruik niet per se onwenselijk te zijn en kunnen juist wijzen op persoonsgerichte zorg, stelt IKNL. Hiervoor is het wel belangrijk dat goed wordt gekeken naar de gezondheid en wensen van de patiënt, en dat de beslissingen samen met de patiënt worden genomen. Gegevens daarover staan echter niet in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).
Met de bevindingen van dit onderzoek roept IKNL op tot concrete stappen om de ongelijkheden in de behandeling van kanker te verminderen.
Ook de patiënten kunnen zelf een rol spelen in het verminderen van de behandelingsongelijkheid bij kanker. IKNL adviseert patiënten:
Ten slotte doet IKNL ook een reeks oproepen aan de partners in het oncologische veld:
Meer informatie